In deze sector staat Nederland sterk en het aandeel zal in een totaal groter wor dende vraag toenemen, ondanks de ver wachte sterkere concurrentie vanuit derde landen. Het areaal in ons land zou kunnen groeien tot ruim 3800 ha in 1990. Vergeleken met de oppervlakte per mei 1977 ruim 500 ha meer. Blijkens de prognoses behoeft het totale glasareaal het eerste decennium geen verdere uitbreiding. Binnen de glassec tor zal een verschuiving van groenten naar bloemkwekerijprodukten van ruw weg 500 ha uit rentabiliteitsoverwegin gen mogelijk en wenselijk zijn. Historische vestigingsplaats Als wij in het verleden blikken dan zien we dat de intensieve glastuinbouw zich aanvankelijk vestigde op de daarvoor meest geschikte gronden in de nabij heid van grotere bevolkingscentra. Be grijpelijk als men bedenkt dat de af stand tussen de producent en consu ment, gezien de vervoermiddelen, een grotere rol van betekenis speelde voor de snel aan bederf onderhevige produk- ten dan nu het geval is. De nabijheid van grote steden, gunstige klimatologi sche factoren en toenemende export mogelijkheden zorgden ervoor, dat in Zuid-Holland het grootste kassencom plex ter wereld werd gebouwd. Door de concentratie van het aanbod van glas- tuinbouwprodukten en de gunstige geo grafische ligging van het gebied ont stond er hier tevens een concentratie op handelsgebied zowel wat toelevering als afzet betreft. Voorts kwam er in dit gebied veel (gespecialiseerde) vaktech nische kennis niet alleen bij voorlichters, onderwijs en banken maar ook bij de ondernemer zelf. Een opeenhoping van gunstige factoren die het produktieniveau van de bedrij ven op een hoog peil bracht. Daar kon ook het schaalvergrotingsproces in de afzetorganen tot stand komen wat een gunstige uitwerking had op de afzetkos ten. Het werd een gebied dat, zoals de term luidt, een echte centrumfunctie vervult. Dergelijke gebieden, maar klei ner van omvang, vinden we ook rondom Aalsmeer met haar grote bloemenvei ling en bij Venlo. Te zamen omvatten deze drie grootste centra circa 2/3 van het totale glasareaal. Van het resterende deel ligt ongeveer de helft zodanig gegroepeerd in de na bijheid van grote centra dat de daar ge vestigde glastuinders door het z.g. uit stralingseffect hiervan duidelijk profijt trekken. De andere helft is gelegen in 'buitenge bieden' die de voordelen van de centra in meerdere of mindere mate moeten ontberen. Problemen zullen zich in de buitengebieden relatief het sterkst openbaren zoals zich dat ook voordeed in de eind zestiger, begin zeventiger ja ren toen de rentabiliteit in de glasgroen tesector verslechterde en een groot aantal bedrijven gedwongen was tot beëindiging over te gaan. Men denke in dit verband aan vestigingen in de noor delijke provincies, waar op sommige plaatsen glastuinbouw sinds de eind zestiger jaren duidelijk is afgenomen en de oppervlakte kasgroenten meer dan gehalveerd is. Opbrengstverschillen ten opzichte van bijvoorbeeld het Zuidhol lands glasdistrict waren hier debet aan. Lagere opbrengsten die enerzijds ver klaard kunnen worden uit temperatuur verschillen, anderzijds wellicht uit het niet tijdig kunnen inschieten op ontwik kelingen op teelttechnisch gebied. In de buitengebieden is het moeilijker om vaktechnisch door middel van studie clubs en voorlichting op de hoogte te blijven en de nieuwste ontwikkelingen tijdig in praktijk te brengen. Aan een centrum zitten evenwel ook nadelen verbonden zoals de buitengebieden ook haar voordelen kennen. In de buitenge bieden zal de grond goedkoper zijn wat met name aantrekkelijk kan zijn voor jonge beginnende ondernemers. Ook zal men daar, gezien de ruimte, gemakkelij ker een nieuw groot bedrijf kunnen op zetten dan in de oude glastuinbouwcen tra, waar men dikwijls voor herstructu- rerings- en planologische problemen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 35