glastuinbouw: waarheen? I Uitbreiding en omschakeling Met een sterke bevolkingsaanwas, ver beterde inkomensposities van consu menten en groeiende exportmogelijkhe den leek in de vijftiger en begin zestiger jaren geen eind te komen aan de uit breiding van het glasareaal. Het areaal groenten onder glas steeg van ruim 2200 ha in 1950 tot 4900 ha in 1964. De prijsontwikkeling van groenten was tot en met 1963 gunstig voor de glastuin ders en dientengevolge de inkomens ontwikkeling ook. Het was dan ook in deze jaren, dat de stoot tot de ontwikke ling van een glastuinbouwgebied rond om Emmen werd gegeven en dat even eens in andere gebieden waar nauwe lijks glastuinbouw voorkwam de be langstelling groeiende werd. In 1964 was er een enorme terugslag doordat de prijzen van enkele hoofdprodukten een forse prijsdaling ondergingen. Dit had tot gevolg dat de uitbreiding van het glasgroente-areaal trager verliep en in 1970 op circa 5400 ha was beland. Voor veel glasgroentetelers was er door de verminderde resultaten na enkele ja ren, die door stijgende kosten - energie en inflatie werden gekenmerkt, geen andere keus dan over te gaan tot be drijfsbeëindiging. De blijvers waren ge noodzaakt tot efficiëntere bedrijfsvoe ring of overschakelen op de zich uitbrei dende snijbloemensector, waar posi tieve inkomens werden behaald en de perspectieven gunstiger waren. De modernisering werd gestimuleerd door middel van de rentesubsidierege ling, waarvan in de glastuinbouw van V A. J. Neuteboom medewerker Studiedienst Bedrijfstakonderzoek De glastuinbouw in ons land heeft de laatste decennia een snelle ontwikke ling doorgemaakt. Niet alleen is het glasareaal toegenomen van 2500 ha in 1950 tot 8000 ha in 1977, maar er heeft zich ook een sterke modernisering gemanifesteerd. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg gehad dat de vanouds bestaande glascentra zich - mede als gevolg van planologische aspecten - zien geplaatst tegenover ruimte- en/of herstructureringsproblemen. In an dere gebieden is de belangstelling voor de glassector toegenomen, onder meer uit een oogpunt van werkgelegenheid die in de overige agrarische sectoren als gevolg van schaalvergroting vermindert. Bij het antwoord op de vraag waar vestiging van glastuinbouw ingeval van verplaatsing of uit breiding het beste kan plaatsvinden, spelen een aantal factoren een rol die van duidelijke invloed zijn op het toekomstperspectief van de betreffende bedrijven. 1973 tot medio 1978 zo'n 2800 aanvra gen met een subsidiabel bedrag van f640 miljoen werden toegewezen. Het aantal glasgroentetelers is ten gevolge van zowel de verminderde resultaten als door de schaalvergroting voortdurend gedaald. Het glasareaal voor groente teelt is sinds 1970 gestadig verminderd tot minder dan 4600 ha in 1977. De op pervlakte bloemkwekerijgewassen on der glas is mede door de massale om schakeling in de jaren 1970 tot 1975 zeer snel gegroeid, maar door de ook daar inmiddels verminderde rentabiliteit is de uitbreiding nadien kleiner gewor den. In aantallen uitgedrukt verliep de uitbreiding van de bloemkwekerijsector van minder dan 300 ha in 1950 via 1640 ha in 1970 tot 3300 ha in 1977. De groei van de produktie-omvang van groenten en bloemen uit de kassen is evenwel belangrijk groter dan de areaal uitbreiding aangeeft. Dit is een gevolg van modernisering en intensivering. Zo verminderde de oppervlakte platglas van rond 1000 ha in 1950 tot weinig meer dan 100 ha in 1977; in 1963 werd van de 5700 ha de helft verwarmd door middel van een verwarmingsinstallatie, in 1977 was van de 8000 ha zo'n j 7000 ha van een dergelijke installatie voorzien. In de glasgroentesector, waar het areaal over de jaren 1970/1971 tot en met 1975/1976 met gemiddeld 4 per jaar daalde, nam de j produktie in hoeveelheid uitgedrukt desondanks toe met gemiddeld 1V2 per jaar door verbeterde teelttechnieken etc. Perspectief Voor de komende jaren zal als gevolg van een te verwachten reële prijsdaling van kasgroenten en - zij het gematigde - inkomensverbetering van de consu menten de vraag naar kasgroenten in de voor Nederland van belang zijnde lan den in West-Europa naar schatting met j gemiddeld een paar procent per jaar toenemen. De vraagvergroting door be volkingsaanwas zal nauwelijks meer van betekenis zijn. Nederland zal mede door zijn gunstige ligging kunnen rekenen op een toene mende afzet al zal deze procentueel wat achterblijven bij de procentuele vraag- toename in West-Europa. Dit ook al om dat voor een aantal produkten in toene- mende mate concurrentie zal worden ondervonden van zuidelijke landen. De positie van de glasteelt kan wellicht ver beterd worden door het tot ontwikke- ling brengen van nieuwe produkten waarvoor de belangstelling de laatste I jaren zowel bij tuinder als consumenten is toegenomen. Al zal de vraag naar Ne derlandse kasgroenten in de toekomst toenemen, toch lijkt aannemelijk dat het areaal voor kasgroenten een verdere in krimping behoeft. Dit als gevolg van de sterk stijgende produktie per oppervlak- te-eenheid. Volgens de begin vorig jaar door het Ministerie van Landbouw uit- j gebrachte nota Landbouwverkenningen zou de fysieke jaarlijkse opbrengststij ging per m2 tot 1990 gemiddeld 2,7 gaan bedragen bij een vraagtoename van Nederlandse kasgroenten van 1,3 Dit houdt in dat het areaal in 1990 zou moeten zijn teruggebracht tot 3940 ha. De heer Spoor van het LEI komt in een recentelijke beschouwing over de perio de 1975-1980 tot een opbrengststijging per m2 van gemiddeld 4 per jaar, wat zou betekenen dat er reeds in 1980/1981 voor niet meer dan 4060 ha plaats is wil er eenzelfde gemiddelde J rentabiliteit behaald kunnen worden als het Zuidhollands glasdistrict in de jaren 1974 tot en met 1976 vertoonde! En deze was daar in die jaren gemiddeld al marginaal. Voorwaar dus geen hoopvol vooruitzicht als we zien dat het areaal in 1977 nog 4580 ha was. De glasbloementeelt kan voor de ko mende jaren nog groei verdragen aldus de eerder genoemde nota Landbouw verkenningen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 34