GROEI VAN HET NEDERLANDSE BANKWEZEN
26,6
65,8
168,9
247
634
12,4
26,1
58,3
210
470
7,0
11,6
19,7
166
281
verlenen. Dat is de eerste belangrijke
ontplooiing coöperatief bankwezen
den is er een grote vertrouwdheid van
de Rabobank bij grote en gedifferen
tieerde maatschappelijke groeperingen.
Op de eerste plaats is de bank in kwes
tie van oudsher gekenmerkt door agrari
sche eenvoud en degelijkheid. Deze
werden door de verenigingsgewijze
organisatie constructief ondersteund.
Bij wijze van spreken is de voorzitter
een bekende sociale figuur, die in veler
lei verenigingen, in commissies en ook
wel in de plaatselijke politiek een rol van
betekenis speelt. Eenvoud en degelijk
heid zijn onmisbaar voor een bank, die
dichtbij het volk staat. De Rabobank, die
deze eigenschappen van oudsher heeft,
Cliëntengroepen
De maatschappelijke plaatsbepaling van
het coöperatieve bankwezen heeft, naar
het ons voorkomt, nog niet de aandacht
gekregen welke zij verdient. Dat geldt
vooral voor de bancaire geschiedschrij
ving. Zij kan - mede met het oog op het
verdere betoog - iets nader worden be
sproken op basis van een bepaalde in
deling van de cliënten. Zo'n indeling lijkt
een bezigheid waaraan in het algemeen
in het bankwezen nog maar weinig aan
dacht is besteed. Dat is merkwaardig
omdat het maatschappelijk milieu waar
in een bank opereert voor haar van le
vensbelang is. We hebben in dit ver
band reeds eerder opgemerkt dat ban-
1967 1972 1977 1972 1977
Balanstotalen Procentuele
(in miljarden gld.)1) groei
Algemene banken
Coöperatieve banken
(centrale(s) en leden)
Algemene spaarbanken
(1967 100)
Personeelsbestanden2)
Drie algemene banken3) 26 329 44 554 55 653 169 211
Coöperatieve banken 8 395 17 645 22 873 210 272
(centrale(s) en leden)
1Op basis van gegevens uit jaarverslagen van De Nederiandsche Bank.
2) Gegevens betreffende de spaarbanken zijn niet beschikbaar.
3) Algemene Bank Nederland, Amro Bank en Nederiandsche Middenstandsbank.
verwierf veel vertrouwen in agrarische
kring en in aanverwante maatschappe
lijke milieus, zoals bij de beoefenaar van
het midden- en kleinbedrijf en bij de
werknemers. Deze sociale integratie
van de coöperatieve bankinstelling is
iets eigenaardigs in de goede zin van
het woord. Wanneer de Zwitserse eco
noom Wilhelm Röfske in het jubileum
boek van het Düsseldorfse bankiershuis
'Trinkaus' als zijn mening uitspreekt dat
de bank een instelling is 'die offenbar
mit einem überdurchschnittlichem Grad
an Misstrauen' is belast, geldt dat zeker
niet voor het coöperatieve bankwezen.
Ten tweede is het van belang dat in de
loop van de tijd vele zonen en dochters
uit agrarische gezinnen buiten de tradi
tionele sector een bestaansmogelijkheid
moesten zoeken. Velen namen daarbij
de indruk die men thuis van de Rabo
bank had opgedaan mee naar andere
milieus en dat had een bancair-maat-
schappelijk sneeuwbaleffect. Mede
hierdoor kreeg het coöperatieve bank
wezen waardering en vertrouwen in
brede kring en is het op een bijzondere
wijze sociaal geïntegreerd.
kieren op een eiland nu eenmaal niet tot
de mogelijkheden behoort. Uiteraard is
de nu volgende indeling schetsmatig en
globaal. Het komt ons echter voor dat
het verantwoord is om de cliënten van
de Rabobank in te delen in vijf subgroe
pen.
Daar zijn dan op de eerste plaats de
agrariërs: de boeren, tuinders, veehou
ders, boomkwekers, hoveniers, bloemis
ten, en nog enkele anderen. Zij vormen
de traditionele kern van zowel het le
den- als het cliëntenbestand en betonen
van oudsher een grote trouw aan hun
instelling. Er worden nog steeds vele
bestuursplaatsen vanuit deze groep be
zet.
Als tweede groep fungeert een de laat
ste jaren sterk gegroeid aantal cliënten
uit het maatschappelijke midden. Zij be
staat uit twee subgroepen. De eerste
daarvan is de zelfstandige middenstand
met aannemers, schilders, kruideniers,
bakkers, slagers, groenteboeren, drogis
ten, enzovoort.
De tweede subgroep bestaat uit middel
baar en hoger personeel - enige tijd ge
leden sprak men in dit verband nog van
de werknemende middenstand met
ambtenaren, leraren, technici, leiding
gevend personeel en vele anderen. De
derde cliëntengroep is van geheel ande
re aard. Zij bestaat uit een aantal rechts
personen, waarbij andermaal een on
derscheid past. Het gaat hierbij om a)
rechtspersonen met religieuze, culturele
of sociale doelstellingen, zoals paro
chies, kloosterinstellingen, verenigingen
en stichtingen, alsmede om b) coöpera
ties en vennootschappen waarbinnen
ondernemingsactiviteiten worden uitge
oefend. Als vierde cliëntengroep ont
moeten wij vele beoefenaren van vrije
beroepen, zoals notarissen, artsen, ar
chitecten, advocaten en makelaars. Tot
de vijfde en laatste groep - zonder daar
aan enigerlei maatschappelijke waarde
ring te verbinden kunnen zij worden
gerekend, die in loondienst werkzaam
zijn en overwegend uitvoerende arbeid
verrichten. Zij vormen de werknemers-
groep in het cliëntenbestand van de
coöperatieve bank.
Neutraliteit
Het is opmerkelijk dat het de coöpera
tieve banken is gelukt om in de loop van
de tijd voor deze variatie van cliënten op
vertrouwvolle wijze bancaire diensten te
factor die de grote recente ontplooiing
mogelijk maakte. Daarvan werd op goe
de wijze gebruik gemaakt omdat -
naast de besproken sociale integratie -
het coöperatieve bankwezen zich onaf
hankelijk van een bepaalde maatschap
pelijke pressiegroep opstelde en zo
doende zijn functies vooral in de ogen
van het publiek strikt op basis van ban
caire criteria uitoefende.
Hier ligt een kenmerkend verschil met
de banken, welke in de loop van de ja
ren binnen de werknemersorganisatie
zijn gesticht. Deze waren zo dachten
althans velen - al te nauw met de vak
beweging verbonden. Deze opvatting
was een barricade om buiten de kring
der georganiseerde werknemers als
bancaire instelling aanvaard te worden.
Bijgevolg deelden die instellingen niet
op gelijke wijze in de groei en bloei.
Hierin schuilt een belangrijke les. Ban
kieren is een maatschappelijke activiteit
bij uitstek, maar om succesvol te zijn
binnen onze samenleving moet zij op
basis van strikte sociaal-ideologische
neutraliteit worden uitgeoefend. Vrij
naar Paganini, bekend door Franz Léhar,
geldt voor het bankwezen: 'Du solist
keine Ideologie gehören, denn Du ge-
hörst die ganze Gesellschaft'. Bij de
maatschappelijke plaatsbepaling heb
ben de coöperatieve banken dit goed in
acht genomen en dat was ongetwijfeld
een belangrijke oorzaak van de grote
ontplooiing.