ontplooiing van het coöperatieve bankwezen (1 'Sympathie en kritiek zijn nauw verwant. Een posi tieve waardering is im mers ongeloofwaardig als zij voorbijgaat aan zichtbare tekorten'. Deze woorden vloeiden ander half jaar geleden uit mijn pen. Zij zijn afgedrukt op de omslag van 'Democra tie en vakbeweging'; een boek over het functione ren van de Nederlandse werknemersorganisatie. Daarmee is mijn houding tegenover deze organisa tie - waarin ik een deel van mijn opleiding ge noot, enkele jaren als be stuurder werkte en waar mee ik nog steeds goede relaties onderhoud - in beginsel aangegeven. Het voorgaande is op vrij wel gelijke wijze van toe passing voor wat betreft mijn kijk op het coöpera tieve bankwezen. Ook daarbij is duidelijk sprake van sympathie en kritiek; merkwaardigerwijze bijna met dezelfde achter grond. Een aantal jaren was ik in dienst van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eind hoven en deed daar leer zame ervaringen op, waarvoor nog steeds mijn erkentelijkheid. En nog altijd heb ik met de Rabobankorganisatie en - functionarissen goede contacten. Maar waarom zouden we onder stoelen of banken steken dat bepaalde as pecten van het coöpera tieve bankwezen mij niet zonder zorg laten? Enkele bedenkingen zijn reeds diverse malen in publika- ties uiteengezet. Mede met het oog daarop zou ik vandaag maar aan die kritiek voorbij willen gaan. Dan kan de aan dacht worden gericht op achtergronden van de opmerkelijke en enerve rende ontplooiing, welke het coöperatieve bank wezen de jongste decen nia te zien gaf. Het is alom bekend - zelfs toeristen, die zo nu en dan Nederland bezoeken valt het op - dat vooral sinds het midden van de zestiger jaren het coöpe ratieve bankwezen in ons land een ongelooflijk snelle groei heeft door gemaakt. Het is zelfs niet overdreven om te spreken van een kaleido- scoopachtige expansie, vermits zij plaats had op velerlei terreinen. De toe vertrouwde gelden groeiden formidabel en parallel daarmee de uitzettin gen. Het cliëntental nam sterk toe, alsmede het personeelsbestand. Het dienstenpakket werd verruimd, en de kantoren ondergingen een grondige vernieuwing, waardoor 'het aanschijn van het coöperatieve bankwezen' betekenisvol veranderde. Het is té veel gevraagd om deze kalei- doscoop in één keer te overzien. Laat ons daarom volstaan met een kwantita tieve indicatie van de groei en bloei op basis van bijgaande tabel. Weliswaar is het balanstotaal van de algemene ban ken procentueel het sterkst gestegen. Daarbij past echter de opmerking dat deze banken op betekenisvolle wijze het zogenaamde Eurovalutabedrijf uitoefe nen. Het een en ander heeft tot strek king dat zij deposito's in vreemde munt - dat zijn Eurovaluta's - opnemen en deze in kredietvorm uitzetten. Op die wijze - het gaat daarbij dikwijls om gro te bedragen - kan het balanstotaal rela tief sterk stijgen. Momenteel vormen bij enkele algemene banken de Eurovalu ta's ongeveer 30 van het balansto taal. De coöperatieve banken betraden de Eurovalutamarkt nog maar op be scheiden schaal en de spaarbanken nog in het geheel niet. Er is met dit alles vooral in vergelijking met de spaarban ken bij het coöperatieve bankwezen van een sterke groei sprake. De ontwikke ling van het personeelsbestand wijst ook in die richting, vergeleken met de algemene banken. De vraag kan worden gesteld waardoor die groei mogelijk was. Wij laten nu de algemene factoren, die sinds het mid den van de zestiger jaren aanleiding ga ven tot de bancaire expansie - zo als de opmerkelijke giralisering van het beta lingsverkeer, de grote groei van het bankkrediet en de stijging van de bespa ringen - buiten beschouwing. De des betreffende aangelegenheden zijn reeds elders vrij uitvoerig besproken, bijvoor beeld in onze bijdrage 'Bankwezen in sociaal-economisch perspectief' en 'De Prof. dr. C. J. Rijnvos Prof. Rijnvos, de schrijver van dit artikel dat volgende maand vervolgd zal worden, is hoogleraar aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Wie het begin van deze eerste bijdrage van zijn hand in ons blad leest, begrijpt dat de schrijver 'vanouds' zeker niet helemaal vreemd tegenover onze organisatie staat en er behoefte aan voelt fijntjes de verwantschap tussen sympathie en kritiek naar voren te halen. Voor hem was het, zo schreef hij ons, 'een leuk onderwerp'. Voor ons een reden te meer om benieuwd te zijn hoe door hem - ongetwijfeld vanuit eigen achtergronden - gedacht wordt over een zaak waar we zelf al jaren midden in zitten: de ontplooiing van ons coöperatieve bankwezen. bank in de wereld van morgen'; het jubi leumboek van de Nederlandsche Mid denstandsbank. Met de beperking kun nen zij de aandacht richten op enkele specifieke factoren, die van belang zijn voor de recente ontplooiing van het coöperatieve bankwezen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 16