8 De door de nieuwe regering voorgestelde autonome
ombuigingen van het collectieve uitgavenniveau (voor
1979 is dit niveau geraamd op 175 miljard guldens op
een nationaal inkomen van 275 miljard guldens) zijn
minimaal en per saldo nihil. Wat resteert is een endo
gene stijging van dit uitgavenniveau van 62 van het
nationale inkomen naar 63 Gestreefd wordt voorts
naar een constante collectieve lastendruk inclusief
niet-belastingmiddelen van 57,5 van het nationale
inkomen. Een en ander wordt bereikt met marginale
wijzigingen in het belastingstelsel en wat marginale
bijdragen van overheidswege in de door het bedrijfsle
ven op te brengen sociale premies. Geen wonder dat
het financieringstekort van de collectieve sector stijgt
van ca. 4,5 van het nationale inkomen naar ca.
5,5 De extra lasten van de collectieve uitgavenstij
gingen worden daarmede op de monetaire financiering
afgewenteld. Daartegen kan geen bezwaar zijn zolang
een lichte koopkrachtstijging van de actieve burger en
een koopkrachthandhaving van de niet-actieve burger
absoluut noodzakelijk zijn om ons produktieapparaat
tegen een nog grotere onderbezetting te beschermen.
Maar ik moet nog zien of het financieringstekort van de
overheid niet wederom is overschat zoals dit ook bij de
voorgaande regering telkens het geval is geweest (ca.
1 procentpunt zowel in 1977 als in 1978). Een geld-
creatie van overheidswege is overigens nodig voor een
groeiende economie. Voor een teveel aan geldcreatie
behoeft men ook bij een financieringstekort van 5,5
van het nationale inkomen niet bang te zijn omdat het
grootste gedeelte van dat tekort langlopend gedekt
kan worden.
portabel zijn leidt tot een regeringscrisis zonder dat
sociaal-economische politiek
stand te brengen arbeidsplaatsenovereenkomsten of in
het kader van een zogenaamd volumebeleid met be
trekking tot het sociale zekerheidsstelsel?
7 Een overschatting van de groei van de arbeidspro-
duktiviteit leidt ceteris paribus tot een overschatting
van de uitstoot van arbeidskrachten uit het bedrijfsle
ven. Deze is in de jaren 1977 en 1978 beperkt gebleven
tot ca. 10 duizend manjaren, waartegenover de over
heid voor ca 10 duizend manjaren meer werkgelegen
heid in de collectieve sector schiep. De totale werkge
legenheid veranderde daardoor nauwelijks maar zowel
onze totale bevolking als ook onze beroepsbevolking
blijft voorlopig nog stijgen. De verhouding actieven en
niet-actieven wordt ongunstiger van jaar tot jaar waar
door de actieven hoe langer hoe meer moeten betalen
voor de verzorging van onze niet-actieve burgers.
Voorzover de geregistreerde arbeidsreserve niet toe
neemt komt het verschil tussen totale werkgelegen
heid en totale beroepsbevolking in de andere opvang-
mechanismen van ons sociale zekerheidsstelsel te
recht of in het onderwijs. Hoe dan ook, al neemt de
zichtbare werkloosheid niet toe in 1978, de onzichtbare
zal dit zeker wel doen I Voor 1979 en de komende jaren
is gezien de dan weer sterk toenemende beroepsbevol
king (25 a 40 duizend manjaren) een achteruitgang van
de werkgelegenheid in de exporterende bedrijvensec-
tor onverdragelijk en zeker niet te compenseren door
een relatief grote uitbreiding van de werkgelegenheid
in de collectieve sector, omdat het nut daarvan niet ex
portabel is, terwijl de daar verschafte inkomens wel
import vereisen. Maatschappelijk onverdragelijk wil
echter nog niet zeggen dat de overheid er iets - in
enigszins betekenende mate - aan kan doen.
drukking bij de jongste miljardennota. Het is en blijft
scharrelen in de marge.
9 Onbegrijpelijk - en bijna aan volksverlakkerij gren
zend - is daarentegen de kritiek die losbarst tegen een
regering omdat haar verantwoordelijkheden worden
opgedrongen die zij niet, maar ook geen enkele andere
regering, kan dragen. Geen enkele regering van een
open volkshuishouding, zoals de onze is, kan, gezien
ook de index-verstarringen waardoor onze economie
gekenmerkt wordt, op korte termijn een zodanige ver
betering van onze concurrentiepositie tot stand bren
gen, dat de werkgelegenheid in ons bedrijfsleven weer
enigszins in overeenstemming met de aanwas van
onze beroepsbevolking groeit. Het bedrijfsleven is daar
in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor via
zijn eigen instrumenten van kostenbeheersing en van
innoverende investeringsbedrijvigheid. Ook de voor
lichting op deze gebieden kan mijns inziens beter door
het bedrijfsleven zelf geschieden. En mocht men finan
cieringsproblemen voor nieuwe en zelfgewenste activi
teiten ontmoeten, waarom kunnen deze niet via een
spaarloon per af te sluiten collectief arbeidscontract
besproken en opgelost worden? Ik zie werkelijk niet in
waarom men telkens weer alle eigen verantwoordelijk
heid terzake op de overheid wil afschuiven.
10 Wij lijken met z'n allen op een in tal en last groei
end stelletje verwende kinderen, die alsmaar vechten
om de verdeling van een steeds minder snel rijzende
koek zonder zelf de handen uit de mouwen te steken
om wat meer koeken te bakken. Schelden op
onze ouders zonder eigen inbreng leidt tot een gezins
crisis zonder nieuw gezin. Een lawaaierige en negatie
ve kritiek op de bestaande regering zonder zelf via een
uitbouw van de bestaande C.A.O.-strukturen middelen
te reserveren voor produktieve activiteiten welke ex-
een betere regering ooit komt. Integendeel, onze parle
mentaire democratie is dan tot ondergang gedoemd.
Wat daarna komt is dictatuur!
Al met al komt het marginale karakter van wat de over
heid doet en kan mijn inziens terecht duidelijk tot uit-