m^i Nj i -nV[ vanuitje marktmogelijkheden geredeneerd, is de aangewezen weg: nauwere banden met je bestaande cliënten. In die opgedeelde particuliere markt is een herkenbare bedrijfspolitiek noodzakelijk. Dat moet een actieve politiek zijn. Ze moet op de eerste plaats de cliënt aanspreken, op één lijn liggen met diens belang. We moeten haar opbouwen zodat ze aansluit aan onze sterkste kant en aan ons coöperatief karakter en, omdat we de technische ontwikkelingen van onze maatschappij natuurlijk niet kunnen, noch willen negeren, moeten de verworvenheden van de techniek er aan dienstbaar worden gemaakt. Men begrijpe goed, we kunnen niet terug naar de tijd van 1900. Zelfs vijftig jaar geleden nog opereerden al onze banken met hun bescheiden personeelsomvang zonder dat ze het beseften volgens een soort Pb-systeem. Daar zijn we mee opgegroeid. We vonden het vanzelfsprekend, dat we onze cliënten persoonlijk kenden en dat we hen op onze plaats bij de bank volledig opvingen. Maar allengs, bij het groter worden, is dat op de achtergrond gekomen. Hoe groter de bank werd, hoe functioneler de werkzaamheden werden opgedeeld. De cliënt moet thans vaak zoeken van loket tot loket, van baliemedewerker tot specialist, tot hij degene vindt die hem in zijn geval kan helpen. Een versnippering, waaraan bij toepassing van de Pb-gedachte een radicaal einde zal worden gemaakt. Daartoe gaan we de oude waarden - de cliënt persoonlijk op alle terrein helpen op dezelfde plaats aan het loket- inpassen in de huidige situatie. We gaan die waarden in harmonie brengen met de moderne technische evoluties. Terug naar de kleinschaligheid in de cliëntenbediening, maar met behoud van de grootschaligheid van de computer en de techniek! Dat is een aanpak, die ons vanouds op het lijf geschreven is. En al dreigde hij door ons groot worden uit de praktijk te verdwijnen, hij wordt herkend en we verlangen er naar terug. Mentaal aanvaarden we de Pb-gedachte intuïtief, omdat hij bij ons past. En vooral, omdat hij ons weer de betekenis van de bank in de maatschappij doet terugvinden. Het beste zie je dat aan een grote bank, een hoofdkantoor met veel bijkantoren in een grote stad. Zakelijk zijn er alle diensten te verkrijgen, maar maatschappelijk leeft zo'n bank meestal naast en niet mét haar cliënten. Een bijkantoor is veelal niet meer dan een vestiging van een hoofdkantoor; je kunt er terecht voor bepaalde zaken en voor de rest verwijzen ze je naar het hoofdkantoor. Als we de Pb-gedachte volgen, wordt zo'n bijkantoor heel anders. Dan komt er een 'personal banker' - hoe we hem ook noemen - die met een beperkt aantal mensen als een klein volledig bankje werkt in de wijk waar de cliënt woont. Die de mensen in de wijk kent, die met zijn bankje een onderdeel is van de wijkgemeenschap. Zo'n kantoordirecteur zal voor die gemeenschap weer de bankier kunnen worden net zoals de oude kassier dat in lang vervlogen tijden voor de dorpsgemeenschap was. Hij zal een hele grote bevoegdheid krijgen, opdat hij vrijwel alle zaken, ook financieringen, zonder een apart 'boterbriefje' van zijn hoofdkantoor voor zijn particuliere cliënten kan afhandelen. Hetzij zelf, hetzij door een van zijn medewerkers die met hem de Pb-gedachte ter plaatse toepassen. En als hij of de cliënt specialistisch advies behoeft, dan wordt de deskundige van het hoofdkantoor er maar bijgeroepen. Dat is ook een verschil: de cliënt wordt niet meer 'doorgestuurd' naar de specialist. Nee, deze komt naar de cliënt toe, op verzoek van diens 'personal banker'. Net als een dominee of pastoor temidden van zijn gemeente of parochie woont, zo zal de 'personal banker' wonen in de wijk van zijn cliënten. Daar zal hij zijn rol in verenigingsleven en gemeenschap spelen. Hij zal ook in zijn functie over een eigen budget beschikken om dat gemeenschapsleven, verenigingen, kerken enz. op gepaste wijze te kunnen steunen. Voor de cliënt zal dit een verademing betekenen vergeleken bij wat nu veelal het geval is. Als hij het kantoor van zijn persoonlijke bank, van zijn 'persoonlijke bankier' binnen komt, is dat niet langer een vreemde wereld. Wil hij snel een gewone geldopname of een storting verrichten, dan gaat hij naar de snelbalie, maar heeft hij een andere zaak of een hele reeks zaken op zijn boodschappenlijstje die hij geregeld wil zien of waarover hij wil praten, dan is er zijn eigen persoonlijke bankier en diens medewerkers. Die kent hij en die kennen hem. Die helpen hem voort zonder dat hij naar een loket hoeft te zoeken of telkens weer bij een andere functionaris moet aankloppen. Hij kan vertrouwelijk praten met mensen van wie hij uit eigen ervaring weet, dat ze zijn vertrouwen waard zijn. Misschien is dat wel het allerbelangrijkste. Alom hoor je de klacht van vervlakking in de tussenmenselijke relaties, ook in het gewone dagelijkse leven, in winkels en bij bezoek aan kantoren. Wij mensen hebben er behoefte aan dat we elkaar kennen. Bij onderzoekingen is gebleken, dat nagenoeg iedereen daarop ook in het bankverkeer prijs stelt. Maar dan moet het wel écht zijn, geen reclameleus, die voos blijkt als het op de praktijk aankomt. De Pb-gedachte wil in die zin écht zijn. Het is niet maar een publiciteitsbevlieging, niet alleen maar een systeem, het is - zoals ik in het begin van dit artikel reeds schreef - in de grond van de zaak een denkwijze, een filosofie. En dat raakt op heel bijzondere wijze het personeel, dat aan een 'service-center' - op grote kantoren zullen er meer dan één kunnen zijn - op de 'wijze des personal bankers' zijn cliënten bedient. Zo'n groepje, vier a vijf rond een 'personal banker' wordt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 9