te dure
landbouwgrond?
zij vormen maar een klein deel van de
partijen op de grondmarkt. Verreweg
het grootste deel van de transacties
vindt plaats tussen boeren onderling.
Voor- en nadelen, maar geen
ervaring
De voorstellen van minister Van der
Stee om tot een regulering van de
grondmarkt te komen door een beper
king van de door de landbouwer uitge
oefende vraag, zijn in dit licht gezien
verklaarbaar. De mogelijkheden tot ver
groting van het aanbod lijken voorals
nog beperkt te zijn. Een vermindering
van de claims die de gemeenschap op
de grond legt, lijkt niet bereikbaar. Daar
Wanneer we aan agrariërs zouden vragen of grond te duur is, krijgen we
zeer uiteenlopende antwoorden, die alle juist zijn wanneer we ze bezien in 'r- Haasjes
het licht van de desbetreffende boer. De oudere boer, die géén opvolger
heeft en van plan is zijn landerijen te verkopen, vindt dat de grondprijs ze- j medewerker
ker niet te hoog is. Daarentegen zal de jonge boer, die zijn bedrijf wil uit- Studiedienst
breiden of die een bedrijf wil overnemen, de grond vrijwel altijd te duur vin- w m.
Van waardevast naar meer dan
waardevast
Als we het verloop van de grondprijzen
sinds het midden van de vorige eeuw
tot ongeveer 1974 bekijken, blijkt dat de
opgetreden prijsstijging ongeveer ge
lijke tred heeft gehouden met de infla
tie; grond was dus waardevast. Daarna
echter is de grondprijsstijging, als ge
volg van het schaarser worden van de
grond, belangrijk groter geweest dan de
inflatie. Er zijn verschillende oorzaken
die tot deze verandering in de schaar-
steverhouding hebben geleid. De vraag
is toegenomen als gevolg van grotere
claims die de gemeenschap op het
grondgebruik legt, bijvoorbeeld voor
woningbouw, wegen, natuurgebieden
en dergelijke. Ook de boeren zelf heb
ben de grondvraag vergroot, onder an
dere als gevolg van het feit dat de be
drijfsontwikkeling in de landbouw een
grotere grondbehoefte met zich mee
brengt ten einde machines efficiënt te
kunnen inzetten. Het grondaanbod heeft
deze vraagvermeerdering niet kunnen
bijhouden. In de eerste plaats doordat
grond niet gemaakt kan worden; door
inpoldering kan grond echter wel be
reikbaar gemaakt worden. In de tweede
plaats kan erop gewezen worden dat
oudere agrariërs de grond langer vast
houden en extensiever gebruiken. Hier
bij speelt de inflatieverwachting een
grote rol, want de ervaring in het verle
den heeft immers geleerd dat grond een
waardevaste belegging is. Ook voor de
niet-boeren vormt grond daarom een
aantrekkelijke belegging.
Het is echter niet juist te stellen dat met
name de niet-agrariërs verantwoordelijk
zijn voor de excessieve prijsstijgingen,
staat tegenover dat het voorstel wel
elementen bevat die de mobiliteit van
de grond kunnen vergroten. Zoals drs.
De Heer in het vorige nummer van dit
blad reeds opmerkte, is het laatste
woord over de vormgeving van de
grondpolitiek echter nog lang niet ge
sproken. De ervaring in de toekomst zal
moeten uitwijzen of een grondmarktre
geling er inderdaad toe zal kunnen lei
den dat de grondprijs stabiliseert of
zelfs enigszins daalt. Er is te weinig in
zicht in de specifieke kenmerken van
kopers en verkopers van grond - hoe
reageren deze op de ligging van het be
drijf, de omvang, de afstand en derge
lijke? - om op voorhand te kunnen vast
stellen in welke richting de huidige