Nadat enkele jaren geleden vaak scher
pe kritiek op de ondernemingsgewijze
produktie is geleverd, is thans van een
zekere herwaardering sprake. De vraag
komt op, of het hier om een eenvoudige
verandering in opinie dan wel een op
feitelijke ontwikkelingen gebaseerde
verandering in inzicht gaat. Naar ons
oordeel is het laatste het geval.
Gebleken is, dat juist de vraagstukken
die maatschappelijk van groot belang
zijn voor hun oplossingen de medewer
king van de ondernemingen behoeven.
Of men het nu heeft over het milieu
vraagstuk, de problemen verbonden aan
de energievoorziening of het oplossen
van de werkloosheid, in alle gevallen
moet een beroep worden gedaan op de
creativiteit die juist in ondernemingen in
beginsel in zo ruime mate voorhanden
is. De gedachte dat genoemde vraag
stukken uitsluitend door het optreden
van de overheid kunnen worden opge
lost is nu langzamerhand naar de ach
tergrond verschoven. Men ziet in dat op
zijn minst hechte samenwerking met
het bedrijfsleven geboden is. Op grond
hiervan is eerder een herstel van de
waardering voor de ondernemingsge
wijze produktie te verwachten dan dat
veel handen op elkaar zullen worden ge
bracht voor de gedachte het bedrijfsle
ven op grote schaal te nationaliseren.
Wij gaan er dan ook van uit dat voor de
ondernemingen een belangrijke toe
komst is weggelegd.
Een en ander houdt niet in dat van een
terugkeer tot de liberale ondernemings
gewijze produktie sprake zal zijn. De op
individueel gezag naar maximale winst
strevende ondernemer die in geen enkel
opzicht met maatschappelijke omstan
digheden heeft rekening te houden, is
voorgoed van het toneel verdwenen.
Opnieuw kan men hierbij de vraag on
der ogen zien of het om een eenvoudige
visie of opinie dan wel om een feitelijke
constatering gaat. Wanneer men beseft
dat in de praktijk een verwevenheid van
private en publieke gezichtspunten, ver
bonden met het produceren optreedt,
dan wordt begrepen dat veeleer van een
feitelijke verandering dan van een ge
wijzigde opinie sprake is.
Bij wijze van voorbeeld kan in dit ver
band worden gewezen op de keuze van
technieken. Volgens de traditionele re
denering berust het investeren op een
eenvoudige rekensom. Men calculeert
kosten en opbrengsten en besluit welke
techniek de beste is. Het vraagstuk van
de optimale investering is echter ruimer,
indien wordt beseft dat met het investe
ren ook een aantal welvaartseffecten
zijn verbonden die niet alle in geld kun
nen worden worden uitgedrukt. Zo is
het voor de werknemers van groot be
lang of de nieuwe techniek een grotere
arbeidsvreugde oplevert dan de oudere.
Verder speelt een rol welke werkgele
genheidseffecten met de nieuwe tech
nieken zijn verbonden. Voorts is van be
lang welke nadelige milieu-effecten van
nen uit het besluitvormingsproces zoda
nig veranderd, dat ook met subjectieve
gezichtspunten wordt rekening gehou
den en anderzijds worden door centrale
en lokale overheden de publieke ge
zichtspunten verwoord die ook van in
vloed zijn op de wijze van produceren in
Prof. dr. A. Heertje
de nieuwe investering het gevolg zullen
zijn.
Wij gaan er van uit dat in de komende
jaren de ontwikkeling vooral zal worden
gekenmerkt door het praktisch invullen
van het ruime of subjectieve welvaarts
begrip. Volgens dit welvaartbegrip
wordt rekening gehouden met milieu
effecten, arbeidsvreugde en kwantita
tieve werkgelegenheidseffecten. De be
sluitvorming omtrent de optimale keuze
van technieken kan dan niet uitsluitend
op het marktmechanisme worden geba
seerd. Op de een of andere wijze moet
een beroep worden gedaan op de men
sen, wier welvaart rechtstreeks wordt
beïnvloed door de keuze die wordt ge
daan. Democratie en inspraak kunnen
dan ook als zuiver politiek-ideologische
processen worden opgevat, maar even
zeer als een poging om voorkeuren bui
ten het marktmechanisme om tot uit
drukking te brengen.
Is men tot het laatste geneigd dan gaat
het niet om een modegril of een tijdelijk
verschijnsel, maar om een fundamen
tele ontwikkeling, die hoge eisen stelt
aan het management. Dit management
heeft dan niet alleen tot taak om beslis
singen te nemen, maar staat ook voor
de noodzaak de besluitvorming te orga
niseren. De vraag kan opkomen of vrou
wen niet minstens even geschikt zijn
om deze kanten van het management te
behartigen als mannen.
In plaats van de vrije ondernemingsge
wijze produktie komt dan de vermaat-
schappelijkte ondernemingsgewijze
produktie. Deze vermaatschappelijking
van de onderneming heeft langs twee
wegen plaats: enerzijds wordt van bin-
de ondernemingen. Een recent praktisch
voorbeeld van deze ontwikkeling wordt
gevormd door de zogenaamde apo. Vat
men deze apo niet op als een garantie
voor het behoud van bestaande werkge
legenheid, maar als een overeenkomst
die bewerkstelligt dat de werknemers
worden betrokken bij de besluitvorming
over de investeringen, dan heeft men
met een blijvend fenomeen te doen.