IU/J7 nliilff y zwartrijden, dat wil zeggen vervoer dat niet gedekt is door een vergunning. Pas als deze component uit de markt is ge haald, kan men de vraag trachten te be antwoorden of er al of niet sprake is van reële overcapaciteit. Eenvoudig ligt deze dan ook nog niet, omdat er grote ver schillen zijn tussen de diverse deelmark ten. Zoals in de aanvang van dit artikel reeds gesteld werd: de bedrijfstak weg vervoer is niet een homogene groep be drijven. Het treffen van algemene maat regelen in het vlak van het capaciteits beleid schiet daarom al snel het doel voorbij. Wat goed is ten aanzien van een bepaalde deelmarkt kan tot zeer on bevredigende resultaten leiden vooreen aantal andere deelmarkten. Ter adstrue ring van de stelling dat het spreken over overcapaciteit 'voor het wegvervoer' als een simplificatie dient te worden aange merkt moge dienen dat indien er laad vermogen ten verkoop wordt aangebo den er een veelheid van potentiële ko pers wordt aangetroffen. In het vlak van het capaciteitsbeleid en -beheer lijkt het in eerste instantie wen selijk om de tonnagestop enigszins te versoepelen. Zodanig dat technisch en economisch vervangen van materieel op een reële manier mogelijk wordt voor een transportondernemer. De ton nagestop, zoals in 1975 afgekondigd, is sindsdien nauwelijks gewijzigd. Dit is macro-economisch gezien te verde digen als gevolg van de stagnerende economische ontwikkeling in ons land en daarbuiten. Aanvullende versoepelin gen zijn nu echter nodig om een econo mische bedrijfsvoering van de individue le wegvervoerbedrijven niet te verhinde ren. Internationaal vervoer Het Nederlands grensoverschrijdende beroepsgoederenvervoer is qua ver voerd gewicht aanzienlijk de mindere van het binnenlands beroepsvervoer (±200 miljoen ton werd in 1976 bin nenlands vervoerd en 20 miljoen ton werd in dat jaar door het Nederlandse grensoverschrijdende beroepsvervoer naar en van Nederland vervoerd) maar qua ton/km-prestatie zelfs belangrijker dan het binnenlands vervoer. In het bin nenlands vervoer was het aantal ge presteerde ton/km's in 1976 ruim 11 miljard en het Nederlandse grensover schrijdende vervoer presteerde in deze periode 12 miljard ton/km's (excl. het BLEU-vervoer). Het Nederlands grensoverschrijdende vervoer, dat een sterke groei doormaak te in de afgelopen jaren is met name ge durende het laatste jaar druk doende geweest om haar marktaandeel te be houden. Een aantal ongunstige effecten waren: a De sterke kostenstijgingen waarmede de Nederlandse beroepsgoederenver- voerders geconfronteerd zijn geworden, met name door de herstructurering van de CAO voor het rijdend personeel; b De stagnerende Nederlandse export; c De toenemende concurrentie van on- "n«hu* °P' en overslag HOLLANO der andere landen uit Oost-Europa. Om tot een meer reële verdeling van de vrachten op Oost-Europa te komen wordt onder meer onderhandeld tussen een Nederlandse en een Russische wegvervoerdelegatie; d De in aantal en intensiteit toenemen de nationale maatregelen door een aan tal landen die voor het Nederlandse in ternationale wegvervoer kostenverho gend en/of belemmerend werken. Een voorbeeld van dit laatste vormt de per 1 juli 1978 ingevoerde vervoerbelasting in Oostenrijk, alsmede de beperking van de vrije invoer van brandstof in de tank van de auto. Perspectief Het hiervoor geschetste beeld duidt er op dat het Nederlandse wegvervoer zich in een periode van consolidatie bevindt. Dat is niet verwonderlijk in verband met een stagnering van de Westeuropese economieën. Handhaving van de marktaandelen bin nenlands en grensoverschrijdend mag evenwel worden verwacht. Met betrek king tot het binnenlands vervoer kan daarbij gewezen worden op de onver vangbaarheid van de vrachtauto, waar mede binnen Nederland ca. 80% van het totale goederenpakket wordt ver voerd. Onder meer de aard van de te vervoeren goederen en de vervoersaf- stand schermen de wegvervoersdeel- markt betrekkelijk goed af ten aanzien van binnenvaart en spoorwegen. Voor het grensoverschrijdende wegver voer dient er echter altijd rekening te worden gehouden met potentiële con currentie van buitenlandse wegvervoer- ondernemingen. Het is daarom noodza kelijk dat bij het treffen van regelingen ten aanzien van het wegvervoer er vol doende oog is voor de noodzakelijke flexibiliteit voor de vrachtauto. Een goed sociaal beleid is een vereiste maar voor komen dient te worden dat wegvervoer bedrijven, bijvoorbeeld in het kader van de rij- en diensttijden, in een bedrijfstak vreemd keurslijf gestopt worden en er een soort betutteling ontstaat waardoor economisch rendabele bedrijfsvoering voor Nederlandse wegvervoerbedrijven onnodig moeilijk wordt. Van de wegver- voerondernemers kan verwacht worden dat zij zich in de toekomst nog meer dan voorheen gaan toeleggen op efficien- cy-verbeteringen in de totale transport keten. Dat wil zeggen dat men gebieden als samenwerking tussen transporton dernemingen, de organisatie van de transportuitvoering (bijvoorbeeld met behulp van experimenten met varianten van zogenaamde postkoetssystemen) inclusief expeditie, op- en overslag en distributie, verder zal trachten te ont wikkelen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 16