niet van één kant, maar wederzijds Anders ligt het met de tweede bron, de Bankieren is boeiend, maar ook een vak, dat aanhoudende zorg vereist. Want je ondervindt voort durend invloeden van buiten, die je nau welijks naar je hand kunt zetten. Onze middelenstroom kan in alle gradaties op een gegeven ogenblik zwak of sterk zijn en met de kredietvraag is het net zo. Het onprettige daarbij is, dat een bank er niet op mag rekenen, dat middelen- aanwas en kredietvraag steeds in even wicht zijn; maar ai te vaak is het omge keerde het geval. Als de ene toeneemt of op hoog niveau blijft, iaat de andere het vaak afweten. Vandaar dat iiquidi- teit en rentabiliteit heel hoog onder de zorgen van de bankman genoteerd staan. Ook in deze tijd, nu we een heel eind in 1978 zijn gevorderd, is er die spanning tussen de actieve en de passieve kant van ons bedrijf. De middelenontwikke ling is tot nu toe niet ongunstig in het licht van hetgeen we begin dit jaar ver wachtten (de prognoses), maar we zou den toch graag wat ruimer in onze jas zitten om aan de sterke kredietvraag te blijven voldoen. Onder invloed van de ongunstiger economische omstandig heden beweren onze economen stee vast) is de spaarneiging weliswaar gro ter geworden, de spaarcapaciteit steeg echter niet dienovereenkomstig doordat de groei van het nominale inkomen is afgenomen. De middelenwerving zal dan ook in de komende tijd onze onver flauwde aandacht blijven opeisen. Geen tarievensiag daarbij, maar laten we ons op een verstandige wijze inspannen voor een natuurlijke relatieverdieping met onze cliënten. Iets ingewikkelder ligt het met de span ning aan de uitzettingenkant, de kre dietvraag. Die blijft aanhoudend groot. Daarbij wordt de spanning extra ver hoogd doordat onze banken acht moe ten geven op de kredietbeperkingen van De Nederiandsche Bank en ook hun ei gen interne liquiditeit in de gaten moe ten houden. Gelukkig is de krediet be perking iets soepeler geworden, maar zij blijft een beperking evenals, voor een aantal banken, de liquiditeitspositie. Tegen deze achtergrond is het duidelijk dat steeds meer van de Rabohypo- theekbank, de RHB, wordt veriangd, vooral ais - wat we verwachten - de gemiddelde uitzettingsgraad van onze banken dit jaar nog verder zal toene men. De eenheid, in de zin van de on derlinge verwevenheid, van onze organisatie is de laatste tijd sterk in reliëf gekomen. De rapporten van de Structuurcommissie, denk aan het be leidsplan, en van de Subcommissie Fi nanciële Verhoudingen Heten daarover een duidelijk geluid horen. Laten we niet vergeten, dat dat geluid ook de RHB betreft. Je krijgt weieens de in druk, dat dat nog onvoldoende bij onze banken is doorgedrongen. Die RHB is dan simpel een instelling, waar je op te rugvalt, als je dat als bank te pas komt. Voor de rest zou de RHB dan maar een eigen leventje (moeten) leiden, dat toch buiten de banken omgaat. Dit is - zacht gezegd - kortzichtig. Want de RHB is van en vóór de banken! Die zijn de enige die belang hebben bij het goed doordraaien van de RHB. Het gaat hier om een wezenlijk onder deel van onze organisatie, dat er bij- hoort net als de centrale bank en de aangesloten banken zeif. Wie zou trou wens de RHB daar uit weg kunnen den ken, als hij ziet op de enorme bedragen die vorig jaar en ook dit jaar in tijden van krapte dank zij het beroep door onze banken op de RHB verstrekt kon den worden? Een betere legitimatie voor de RHB als de eigen hypotheek bank van onze organisatie is niet te vin den! De RHB is net zo nauw bij de ban ken betrokken ais deze bij haar. En dat mag best eens wat meer in de houding van onze banken tot uiting ko men, ook wanneer zij voor de financie ring van een cliënt een beroep op de RHB doen. Wij begrijpen dat de bank achter haar cliënten wil staan. Dat moet ook, akkoord, maar iaat het niet beteke nen dat een bank, zoals soms lijkt, zich tegenover de RHB opstelt. Dan snijd je in je eigen vlees, want de RHB raakt je zelf/ Ai is de RHB de laatste jaren sterk gegroeid - ze is de tweede in grootte onder de hypotheek banken in ons land - de continuïteit van haar middelenvoorziening blijft haar eerste zorg. Met name nu er op gere kend moet worden dat de banken in de naaste toekomst een sterk beroep op de RHB zullen doen, is die continuïteit ook een rechtstreeks belang van de banken zeif en indirect van hun cliënten. Ais voornaamste financieringsbronnen van de RHB zijn er de onderhandse ka pitaalmarkt en de uitgifte van pandbrie ven. De eerste is in omvang het belang rijkst: grote bedragen worden als lenin gen van grote geldgevers, vooral institu tionele beleggers, aangetrokken. Lenin gen die elkaar meestal in looptijd over lappen, maar te zamen als het ware 'dakpansgewijs' een belangrijk deel van de passieve financiering dekken. Door aflossingen gaan er steeds dakpannen af en nieuwe leningen leggen er weer nieuwe voor in de plaats. Dat is een nor maal verschijnsel. Het hoge groeitempo van de RHB maakt echter, dat het dak ook steeds groter moet worden: er moeten geregeld meer of grotere dak pannen bijkomen. Allemaal zaken, waar de RHB en met haar de centrale bank zich in hun dagelijks bestaan mee bezig houden. Het resultaat beïnvloedt het bedrijf van de banken, maar deze zeif kunnen aan het afsluiten van dit soort omvangrijke transacties nauwelijks bij dragen. pandbrieven. De externe leningen mo gen dan de grootste bron vormen, ook de uitgifte van pandbrieven zet zeer de gelijke zoden aan de dijk voor de passie ve financiering van de RHB. En hier kun nen de banken een actieve roi speleni Sterker nog, als we het er over eens zijn - zie boven - dat de RHB voor de ban ken onmisbaar is, dan komt hier hun verantwoordelijkheid t.o.v. de RHB aan de dag. Bij veie banken wordt dit nog te weinig onderkend. Onvoldoende wordt dan begrepen, dat zij zich er ook echt voor moeten inspannen om pandbrie ven onder de aandacht van de daarvoor in aanmerking komende cliënt te bren gen. Dat hoeft heus geen opdringen te zijn, het hoeft haar niet in 'eigen vlees' te snijden doordat het ten koste van de eigen spaarinleggen zou gaan. Maar ais een cliënt een belegging in effecten zoekt - en dus toch geen spaargeld aan brengt - dan hoort de mogelijkheid van RHB-pandbrieven ter sprake te komen. Die medewerking mag de RHB ver wachten! Een meer actieve opstelling op dit punt achten wij een zeer redelijk verlangen. Het sluit helemaal aan bij de gedachte, dat de RHB ten dienste staat van ons allemaal. Moge daarvan iedere Rabobank thans meer dan ooit over tuigd zijn JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 9