I7 wat ons bezighoudt^
wob
BESTEK '81
Nog net voordat onze volksvertegen
woordigers het genoegen werd gegund
om het politieke strijdtoneel voor enige
tijd vaarwel te zeggen, openbaarde de
regering haar reeds lang in het vooruit
zicht gestelde nota inzake het financiële
en sociaal-economische beleid voor de
middellange termijn. Bij hun terugkeer
in de arena wacht onze parlementariërs
hiermee eind augustus onmiddellijk een
vette kluif.
Bestek '81zoals de nota werd gedoopt,
geeft aan langs welke wegen de rege
ring hoopt te kunnen komen tot een te
rugdringing van de werkloosheid tot
150 000 en het verminderen van de in
flatie tot 2 a 3 per jaar. Kernpunt is
een afremming van de groei van de col
lectieve uitgaven oplopend tot een be
drag van f 10 miljard in 1981. Daarmee
komt ruimte vrij voor verbetering van de
rendementen van bedrijven en bevorde
ring van de investeringen. In samen
hang hiermee zal ook een inkomensma
tiging tot stand moeten komen. De
koopkracht van de minimumloners zal
nog jaarlijks met 0,5 kunnen toene
men. Daarboven tot het loon van de zo
genaamde modale werknemer (in 1978
circa f28 500) wordt uitgegaan van
koopkrachthandhaving, van de inko
mens boven de f50 000 zal een reëel
offer worden gevraagd en voor de mid
deninkomens (tussen modaal en
f 50 000) wordt voor zover mogelijk ge
streefd naar koopkrachthandhaving. De
verhoging van de sociale uitkeringen zal
de komende jaren met 0,5 per half
jaar worden beperkt met dien verstan
de, dat in ieder geval voor de sociale mi
nima handhaving van de koopkracht
wordt gewaarborgd.
Het beleidsprogram van de regering is
te zien als een alternatief. Om de doel
stellingen van vermindering van de
werkloosheid en de inflatie - waar
vriend en vijand van het kabinet achter
staan - te bereiken zijn rekenkundig ook
andere oplossingen mogelijk. Met name
kan dan worden gedacht aan een gerin
gere afremming van de groei van de col
lectieve uitgaven in combinatie met een
verdergaande matiging van de inko
mens van de actieve bevolking. Op die
manier zou evenzeer ruimte kunnen
worden gecreëerd voor de allerwegen
noodzakelijk geachte verbetering van de
bedrijfsrendementen.
Bij het maken van een keuze tussen de
mogelijke alternatieven zal men twee
zaken tegen elkaar moeten afwegen:
a waar gaat op grond van persoonlijke
politieke opvattingen de voorkeur naar
uit en
b welke oplossing kan in de praktijk het
meest haalbaar worden geacht.
Of men in de gegeven omstandigheden
er de voorkeur aan geeft om de particu
liere bestedingsmogelijkheden in ver
houding minder te ontzien, dan wel om
op de eerste plaats de collectieve uitga
ven wat meer speelruimte te laten, is
geen kwestie van kiezen tussen goed of
kwaad. Het belangrijkste is dat die keu
ze uiteindelijk het meest in overeen
stemming is met de voorkeuren van de
Nederlandse bevolking. Dit laatste is na
melijk in belangrijke mate mede bepa
lend voor het tweede aspect, de haal
baarheid van de gekozen oplossing.
De opvatting van het kabinet dat een
verdere matiging van de particuliere in
komens praktisch niet haalbaar is, is
ons inziens moeilijk te weerleggen.
Weliswaar zeggen de vakbonden niet
op voorhand dat zij een drastische loon
matiging volstrekt afwijzen, maar zij
verbinden aan de huidige plannen van
de regering al zodanige voorwaarden
vooraf dat een nog verdere beperking
van de lonen helemaal geen kans
maakt.
Met name de vraag om garanties dat
meer winst ook leidt tot meer werk zegt
in dit verband al genoeg. Zodanige ga
ranties zijn eenvoudig niet te geven.
Wolken aan de hemel zijn nog geen ga
rantie dat het zal gaan regenen; wat
echter wel zeker is, is dat het bij heldere
hemel niet zal gaan regenen. Zo moet
ook het streven naar verbetering van de
bedrijfsrendementen worden gezien. In
komensmatiging is niet het toverwoord
om de zakken van ondernemers te spek
ken, maar voorwaarde om de werkloos
heid over een aantal jaren tot aanvaard
bare proporties te kunnen terugbren
gen. Dat daarnaast tevens nog andere
voorwaarden een rol spelen verdient af
zonderlijk aandacht.
Over het algemeen gaat het hier om za
ken die op hun eigen merites moeten
worden beoordeeld en die niet als wis
selgeld zijn te beschouwen met betrek
king tot de noodzaak van inkomensma
tiging. En dat is een absoluut noodzake
lijke voorwaarde, waarvan het vervuld
worden ook niet afhankelijk gesteld
mag worden van andere voorwaarden,
die mogelijk kunnen worden afgedwon
gen. Verruiming van de werkgelegen
heid is immers momenteel het urgente
punt, het raakt ook het eigen belang van
de werknemers. Bij andere opgeworpen
voorwaarden is uit een oogpunt van
werkloosheidsbestrijding het belang
minder duidelijk aan te tonen. Natuur
lijk, ook deze moeten bespreekbaar zijn,
er moet een redelijke gedachtenwisse-
ling mogelijk zijn, maar wel anders dan
in de sfeer van: als wij dat niet, dan zij
dat niet.
VAN LANSCHOT'S
BELEGGINGSCOMPAGNIE
Tijdens onze Algemene Vergadering kon
de heer Lardinois reeds meedelen, dat
de centrale bank een deelneming heeft
verkregen van 25 in het aandelen
kapitaal van Van Lanschot's Beleg
gingscompagnie. Naar omvang een ge
lijke deelneming als een van de grote
Engelse banken, de National Westmin-
ster Bank, reeds sinds 1973 in Van Lan
schot's Beleggingscompagnie bezit.
Onze deelneming wordt grotendeels ge
realiseerd door uitgifte van nieuwe aan
delen. In dit verband willen wij hier
gaarne even stilstaan bij het karakter
van Van Lanschot en bij de motieven,
die ons tot samenwerking hebben ge
leid.
Het betreft hier een zeer oude Neder
landse bankinstelling; zij dateert immers
al van 1737. Kenmerkend voor Van Lan
schot is, dat zij zich praktisch geheel
richt op de whole-sale-sector en slechts
zeer bijkomstig op de retail-sector. In de
doelstelling van Van Lanschot komt de
retail-sector dan ook niet als doelgroep