wet beperking
cadeaustelsel 1977
Op 23 november 1977 is de nieuwe Wet beperking cadeaustelsel, welke
beoogt regelen te geven ter beperking van de vrijheid tot het aanbieden en
verstrekken van geschenken in verband met de uitoefening van een be
drijf, tot stand gekomen.
De wet zal op 1 januari 1979 in werking treden en zal op dat tijdstip de be
staande wet, daterend uit 1955 en gewijzigd in 1972, vervangen; in ver
band hiermede is de werkingsduur van de bestaande wet, die met ingang
van 1 januari 1978 zou komen te vervallen, tot 1 januari 1979 verlengd.
In het onderstaande zal nader worden ingegaan op deze nieuwe wet.
Ontstaan en doel van de nieuwe
wet
De wet van 1955 had in de eerste plaats
tot doel het regelen van de concurren
tieverhoudingen. Het uitgangspunt hier
bij was dat het verstrekken van bran
chevreemde goederen als geschenk een
verstoring van de concurrentieverhou
dingen inhoudt ten opzichte van de on
dernemers tot wier normale bedrijfs
uitoefening het verhandelen van de als
cadeaus gebruikte goederen behoort.
De wet verbood dan ook het in verband
met de uitoefening van een bedrijf ten
geschenke aanbieden van goederen die
niet van dezelfde soort zijn als die welke
bij het uitoefenen van dat bedrijf tegen
betaling worden verstrekt, derhalve de
branchevreemde goederen; op dit alge
mene verbod bevatte de wet dan weer
een aantal uitzonderingen.
Voor de bepaling van het criterium
branche-eigen werd voor die onderne
mingen waarvoor een vestigingsbesluit,
vastgesteld op grond van de Vestigings
wet Bedrijven 1954, gold, aansluiting
gezocht bij bedrijfsomschrijvingen in de
betreffende vestigingsbesluiten. In 1972
trad evenwel de Vestigingswet Detail
handel in werking. Deze bevatte geen
bepalingen meer omtrent branchegren-
zen; met deze wet werden tevens de op
dat moment voor de detailhandel van
kracht zijnde vestigingsbesluiten inge
trokken. Door het wegvallen van het cri
terium branche-eigen/branchevreemd
ging de werkingssfeer van de Wet be
perking cadeaustelsel voor een belang
rijk deel voor de bedrijven verloren.
Dit heeft de aanleiding gevormd om
voor de ordening van de concurrentie
verhoudingen op dit gebied tot een
Mr. A. E. J. van den
Brink
medewerker
Directoraat
Juridische Zaken
nieuwe wettelijke regeling te komen
waarbij andere criteria van toepassing
zijn.
Naast het hiervoor omschreven doel,
beoogde de Wet van 1955 ook een ze
kere bescherming van de consument tot
stand te brengen.
Door het geven van geschenken ont
staat immers een versluiering van de
prijs van het produkt zelf, omdat naast
dat produkt nog iets extra's wordt aan
geboden.
Dit nu beoogde de oude wet tegen te
gaan. Inmiddels was de bescherming
van de consument sinds 1955 steeds
meer in de belangstelling komen te
staan. Het zal dan ook duidelijk zijn dat
bij het ontwerpen van de nieuwe wet
aan deze doelstelling grotere aandacht
werd besteed dan voorheen.
De bescherming van de consument is in
de nieuwe wet ten aanzien van de vol
gende aspecten uitgebreid:
- bevordering van een grote markt-
doorzichtigheid met betrekking tot de
waarde van de geschenken;
- waarborging van de keuzevrijheid van
de consument om het geschenk ai of
niet te aanvaarden;
- de mogelijkheid dat de consument de
ten geschenke aangeboden goederen
ook normaal kan kopen.
Vermeld zij nog, dat met de nieuwe wet
geen einde is gekomen aan vernieuwing
van de regelgeving op het gebied van
het cadeaustelsel. Het ligt namelijk in
de bedoeling dat in de nabije toekomst
een EG-regeling voor dit onderwerp tot
stand komt.
Gezien de tijd die daarmee toch ge
moeid zal zijn, is het geen onverstan
dige gedachte van de nationale wetge
ver geweest om toch maar met een
nieuwe, eigen regeling te komen. De
datum van ingang van de nieuwe wet is
bepaald op 1 januari 1979, zulks ten ein
de de ondernemers in staat te stellen
hun cadeau-acties aan de nieuwe eisen
aan te passen.
De nieuwe wet nader beschouwd
De belangrijkste bepaling van de wet is
artikel 2 dat een algemeen verbod bevat
om in het kader van de bedrijfsuitoefe
ning goederen ten geschenke aan te
bieden of te verstrekken.
Dit verbod zou ontdoken kunnen wor
den doordat men het geschenk te za-
men met het te verkopen goed voor één
prijs aanbiedt.
De wetgever heeft dit doorzien en ook
deze handelwijze, evenals overigens in
de oude wet het geval was, verboden.
Vergelijken we dit algemene verbod met
de regeling van de oude wet, dan valt
op dat de daarin aanwezige beperking
van het verbod tot branchevreemde
goederen verdwenen is; het motief hier
voor hebben we reeds eerder aangege
ven.
Tot welke handelingen het nieuwe ver
bod zich uitstrekt wordt in de wet in een
limitatieve opsomming aangegeven.
Het betreft hier het gratis of tegen een
speciale prijs aan afnemers verstrekken
of aanbieden van een of meer goederen.
Ook het verschaffen van de mogelijk
heid dat een derde de goederen ver
strekt valt onder het verbod. Met het
verstrekken of aanbieden van goederen
is het verlenen van een gebruiksrecht op
goederen gelijkgesteld. Deze elementen
kon men ook in de oude wet vinden, zij
het dat thans ook de z.g. bijbetalingsac
ties onder de wettelijke definitie vallen.
Nieuw is dat thans het verschaffen van
goederen of gebruiksrechten, als boven
omschreven, tegen inlevering van bon
nen of zegels, die bij aankopen zijn ver
strekt, al dan niet met bijbetaling, onder
het verbod valt.
Ten slotte valt - evenals onder de oude
wet - onder het verbod het uitloven van
goederen als prijs in wedstrijden of
prijsvragen, waarvan deelname afhan
kelijk is van het kopen van goederen; dit
verbod geldt niet indien het betreft een
kansspel waarvoor vergunning is ver
leend, een toegestane winkelweekactie
of een prijsvraag die toegestaan is of
waarvoor vergunning is verleend.