Commissie zijn ontwikkeld en waarop zij vervolgens haar aanbevelingen heeft gebaseerd en die door de centrale bank zijn overgenomen, staan daar als het ware borg voor. Gerijpte eenheid Op de drempel der tachtiger jaren is de 'groot en toch klein'-gedachte onder ons springlevend. Ik proef dat in de zojuist genoemde be ginselen, die de Commissie Financiële Verhoudingen consequent heeft gehan teerd. Ik bespeur het in de samenstel ling van die commissie: leden, gekozen door de Centrale Kringvergadering en afkomstig uit onze lokale banken - groot en klein - die het ingewikkelde maaswerk van financiële verhoudingen hebben ontrafeld. Ik zie dat in de werk wijze rond ons beleidsplan: de democra tische procedure, die gaandeweg maakt, dat iedere bank binnen het grote kader zijn steentje aan dat beleidsplan kan bijdragen. Dat alles is zeer verheu gend: het is 'samen doen' in optima for- ma. Mocht er al ooit vóór en tijdens de fusie bezorgdheid onder ons hebben ge leefd, dat het 'samen doen' aan het 'grote en reusachtige' ten onder zou gaan, dan is die vrees ongegrond geble ken. Op het bancaire vlak wijs ik ook op het verschijnsel dat we meta-financiering noemen. Een bank, wier eigen middelen te kort schieten om zelf geheel een groot bedrijf te financieren, kan zo n be drijf toch van dienst zijn, doordat de centrale bank bereid is als medefinan cier op te treden, naast haar te gaan staan. Op een kringvergadering noemde iemand dat de 'vliegwielfunctie' van de centrale bank. Een term die mij aan spreekt. Ondertussen betekenen al deze rappor ten, plannen en activiteiten niet, dat we er daarmee zijn. Ook in de toekomst zul len problemen opduiken, hetzij bij de toepassing van onze plannen, hetzij op heel andere terreinen. Die spanning tus sen plan en praktijk zal er wel altijd blij ven en we zullen, als we tijd van leven hebben, nog wel andere commissies en rapporten zien verschijnen. Wie zou dat anders verwachten? Maar heel duide lijk is wel gebleken, dat de recente ja ren onze samenwerking sterk hebben verdiept; zij is als het ware op een ho ger plan gekomen. Onze eigen groei en evenzeer de invloe den van buiten zijn daarvoor de stimu lans geweest. Ik zou zelfs kunnen zeg gen, dat we voor de noodzaak werden gesteld onze samenwerking op dat ho gere plan af te stellen. Maar dat hebben we dan ook uit eigen wil en energiek gedaan I Daarbij zijn we ons bewust van de verantwoordelijkheid, die we als gro te bankinstelling in onze nationale eco nomie hebben. Bewust ook van het feit, dat het onze plicht is het gezond en soli de voortbestaan van onze organisatie te waarborgen, omdat daarmee direct of indirect de continuïteit van zovele on dernemers-ledencliënten verbonden is; omdat ook - zeer belangrijk - zovele medewerkers in onze organisatie hun inkomen én werkgelegenheid hier vin den. Die verdieping van onze samenwerking heeft naar mijn indruk een gerijpt ge voel van eenheid onder ons doen ont staan. Lang is het in onze kring gevaar lijk geweest het woord éénheid in de mond te nemen, omdat je dan onmid dellijk een heftige 'autonomie-discussie' kon verwachten. Ik zou graag willen dat we dat soort discussies voorgoed kun nen vergeten! Daarom wil ik hier, nog eens heel ernstig en nadrukkelijk ver klaren dat er bij de leiding van de cen trale bank geen enkele gedachte be staat om de zelfstandigheid van de aangesloten banken uit te hollen door van hen een soort filiaal te maken. Wij, - en mag ik mij dan even ge makshalve vereenzelvigen met de 'centrale bank' wij zijn er diep van overtuigd, dat de sterkte van de hele organisatie is te danken aan en staat en valt met de zelfstandigheid en de zelfwerkzaamheid van onze lokale banken. Deze positie wil niemand bij de centrale bank aantasten! Wij zou den anders zagen aan de tak waarop wij zitten. Zo'n uitspraak is niet in strijd met de gerijpte eenheid, die ik bedoelde. Zonder zo'n eenheid, ik kan ook zeggen 'nauwe verbondenheid', zou een moderne Rabobankorganisa- tie ondenkbaar zijn, zij zou uiteen val len. Meer dan ooit is het duidelijk, dat er regels moeten bestaan, waar we ons al len aan houden. Juist omdat we een organisatie zijn van ruim duizend zelf werkende banken is dat voor ons onont beerlijk, willen we het onderlinge ver band, de 'eenheid' behouden. Het is een eenheid, die ieder van ons in zijn eigen zelfwerkzaamheid zeer duide lijk ten goede komt. Deze visie, hier in mijn eigen woorden vertolkt, zie ik tot mijn grote voldoening al duidelijker gemeengoed worden on der onze banken. Gelukkig, want aan een Rabobankorganisatie, die niet óók een eenheid is, - en niemand twijfele er aan, dat we dat zijn! - zou een sombere toekomst hebben. Doordat wij als organisatie midden in het volle maatschappelijk leven staan, zal het iedereen duidelijk zijn, dat we ook in de naaste toekomst de nodige problemen krijgen voorgeschoteld, posi tie moeten kiezen en beslissingen ne men. Als voorzitter van deze vergade ring, mij meer in het bijzonder bepalend tot het organisatorische terrein, wijs ik op de sociale ontwikkelingen. Ook zonder dat ik u de specifieke onderwer pen noem, kent u de punten, waarover tegenwoordig in maatschappelijke en sociale kringen in ons land wordt gedis cussieerd. Het zal u niet verwonderen, dat ook in onze organisatie de discussie over de inbreng en de betrokkenheid van onze medewerkers meer en meer voor het voetlicht treedt. Wij denken daarbij allereerst aan de betrokkenheid van onze medewerkers bij de beleids vorming en beleidsuitvoering. Maar ook ligt er de vraag hoe in onze organisatie het arbeidsvoorwaardenbeleid tot stand moet komen, alsmede hoe het Onderne mingsraadswerk verder moet worden uitgebouwd. Ik stip een en ander hier slechts aan, maar het zijn zaken waarmee onze be stuursorganen zich beslist ernstig be zig moeten houden. We zullen er ons zowel plaatselijk als centraal, meer dan tot nu toe, op moeten gaan bezinnen: de materie zelf is niet alleen interessant, zij is ook waard een goede vorm en plaats bij ons te krijgen. Verder is er de Wet Toezicht Kredietwe zen en zien we uit naar de uitvoerings beslissingen, die op grond van deze wet te verwachten zijn. Zo moeten wij er wellicht rekening mee houden, dat we binnenkort tot een regeling voor een kruislingse garantiestelling moeten komen tussen de aangesloten banken voor elkaar en voor de centrale bank, en anderzijds, van de centrale bank voor ie der van de aangesloten banken. Hoe dat zijn vorm zal moeten krijgen is nog in het stadium van verkenning, maar als de centrale bank garant moet zijn voor de aangesloten banken, en andersom, de aangesloten banken voor de centrale bank zal dat mogelijk ook betekenis kunnen hebben voor de aansprakelijk heid binnen onze organisatie. Maar dit is lang niet alles want ook de VAD - hoe deze uiteindelijk er dan ook moge komen uit te zien zal tegen die achtergrond talrijke vragen opwerpen. Ik ben blij, dat ik hier en nu al deze vra gen niet alleen behoef te beantwoor den. In een organisatie als de onze kun nen we de Structuurcommissie raadple gen om over dit soort vraagstukken haar licht te laten schijnen. Dames en heren. Wanneer we in onze algemene jaarvergadering nog eens een terugblik werpen op het jaar 1977, dan mogen we, voor wat betreft de ontwik kelingen van onze bankorganisatie, ze ker niet ontevreden zijn. Letten we op de economische ontwik kelingen in de bedrijfssectoren waarin onze organisatie een groot deel van de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 19