achtergronden van het te voeren beleid 8 algemene vergadering Het Kabinet heeft het nogal druk op dit moment. Dat komt omdat we over ongeveer een week onze plannen publiek zullen maken met betrekking tot het te voeren financieel-economische beleid in de komende jaren. De precieze vormgeving van dit beleid kan ik daarom uiteraard vanmiddag nog niet op tafel leggen. Wel kan ik nu reeds op een aantal achtergronden van dit beleid ingaan. Daarbij zal ik nog enkele kanttekeningen plaatsen bij de reacties die al op voorhand uit de samenleving zijn losgekomen. Toekomstperspectieven ongunstig Wereldhandel viel terug, arbeidsinkomensquote bleef zeer hoog Hoeksteen van het beleid Rede van minister mr. F. H. J. J. Andriessen voor onze Algemene Vergadering Sprekend over de achtergronden, over het waarom van het te voeren beleid, zou ik allereerst duidelijk willen maken dat onze plannen uiteraard niets te ma ken hebben met een soort passieve aanpassingspolitiek, zoals die in de ja ren dertig in Nederland is gevoerd. Inte gendeel, de inzet van het beleid is een actieve beïnvloeding van het niveau en de samenstelling van inkomens en be stedingen in Nederland. Alles met het oog op het herstel van de werkgelegen heid en veiligstelling van de collectieve voorzieningen. Want dat zonder ingrij pende beleidsherzieningen werkgele genheid en collectieve voorzieningen in ernstig gevaar zullen komen, zal langza merhand iedereen duidelijk zijn. Uit de vorig jaar gepubliceerde middel lange termijnprognoses van het CPB kwam een uiterst ongunstig beeld naar voren. Zonder ingrijpende maatregelen zou volgens het CPB - de werkloosheid verder oplopen tot 250 000 275 000 manjaren in het be gin van de jaren tachtig; - de reële groei van het nationale inko men teruglopen tot rond 3,5 's jaars; - de lopende rekening van de beta lingsbalans in de eerste helft van de ja ren tachtig geleidelijk een onvoldoende overschot gaan vertonen om a het teruglopen van de aardgasbaten te compenseren; b de zeer omvangrijke vervangingsin vesteringen (het z.g. 'echo-effect') in de jaren tachtig op te vangen; c de via de kapitaalrekening van de be talingsbalans lopende ontwikkelings hulp te financieren. De nieuwe ramingen, waarover al het een en ander in de pers is verschenen en die eveneens eind volgende week zullen worden gepubliceerd, tonen aan dat onze toekomstperspectieven nog ongunstiger zijn dan vorig jaar werd ge dacht. Een belangrijke rol bij de verklaring van deze ongunstige perspectieven speelt de terugval van het groeitempo van de (herwogen) wereldhandel. Daarnaast en uiteraard mede in samenhang met de tragere groei van de wereldhandel is van belang dat de arbeidsinkomensquo te (d.w.z. het aandeel van het arbeids inkomen in wat we in een jaar produce ren) in de komende jaren zonder ingrij pende beleidswijzigingen ongewijzigd op het zeer hoge niveau van de periode 1975/1978 zal blijven liggen. Het rende ment van het bedrijfsleven zal derhalve niet verbeteren, hetgeen de levensvat baarheid van de bestaande onderne mingen en de daarin aanwezige ar beidsplaatsen op de tocht zet, terwijl het een voldoende aantrekken van de investeringen onwaarschijnlijk maakt. Voorts is, indien niet zou worden aange past, de verbetering van de concurren tiepositie ten opzichte van het buiten land onvoldoende om het zeer forse marktaandeelverlies dat gedurende de afgelopen jaren is geleden (meer dan 10 sinds 1974) weer ongedaan te ma ken. Derhalve blijft het werkgelegen- heidsbeeld uiterst ongunstig. Uiteraard zijn er meer factoren dan de bovengenoemde die aan de thans voor ziene zeer ongunstige ontwikkelingen hebben bijgedragen, zoals b.v. het ge brek aan aansluiting van vraag en aan bod op de arbeidsmarkt. Dit neemt ech ter niet weg, dat de hoeksteen van het De tussenkopjes in de tekst zijn door ons geplaatst, red.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 10