geld- en kapitaalmarkt was de toelichting van De Nederlandsche Bank dat de korten, welke naar verwachting tot medio mei zullen blijven voortduren. De rente voor 3-maands interban- caire deposito's kwam in april op gemiddeld 4,70 te gen 5,44 in maart. De daling van de tarieven werd bewerkstelligd door de verlaging door De Nederland- sche Bank van het disconto met 0,5 punt per 17 april. Hierdoor kwamen het wisseldisconto op 4 de voor schotrente op 4,5 en het promessedisconto op 5 Hoewel de discontoverlaging al maanden werd ver wacht, kwam het moment waarop deze werd doorge voerd enigszins als een verrassing. De verhouding tus sen de Duitse mark en de gulden maakte de aanpas sing namelijk nog niet noodzakelijk, terwijl daarnaast de geldmarkt een fors tekort vertoonde. Opmerkelijk discontoverlaging diende 'ter ondersteuning van het binnenlandse rentepeil dat past bij de teruggang van De maand april heeft ook dit jaar weer tot een zekere wispelturigheid op de geld-, kapitaal- en valutamarkten geleid. Zo tekende zich op de valutamarkt een scherp herstel van de Amerikaanse dollar af, welke nu weer op een niveau van circa f2,20 terecht kwam. Op de Ne derlandse geldmarkt kwam de seizoenmatige verrui ming maar niet op gang terwijl zich op de kapitaal markt een kentering in de rente-ontwikkelingen voor deed. Jaarlijks terugkerend in april is de publikatie van het jaarverslag van De Nederlandsche Bank en daarmee samenhangend de persconferentie van haar president. Met uitzondering van de inflatie werd nauwelijks iets positiefs over de te verwachten economische ontwik kelingen gemeld. Belangwekkend waren de opmerkin gen over het in 1978 te voeren monetaire beleid, dat erop gericht zal zijn om ten minste de in 1977 bereikte resultaten (een geringe daling van de liquiditeitsquote) niet verloren te doen gaan. In dit verband werd verder opgemerkt dat 'in ieder geval de begeleiding van de kredietgroei niet zonder meer zal kunnen worden beëindigd. Gelet op de conjuncturele omstandigheden lijkt het verstandig het monetaire beleid thans te richten op stabilisering van de eind 1977 bestaande liquiditeits quote. Aangenomen dat het nominale nationale inko men in het lopende jaar met 7 zal toenemen, zou dit een aanwas van de geldhoeveelheid met eveneens 7 impliceren. In verband met de grote economische on zekerheden zal stellig in de loop van het jaar moeten worden nagegaan of de aanvankelijke beleidsvoorne mens ongewijzigd moeten worden uitgevoerd. Daarbij zal de relatie tussen monetaire restrictie, inflatoire ver wachtingen en feitelijke inflatie en rentepeil scherp in het oog moeten worden gehouden. Bij de effectuering van haar beleid zal de Bank dan ook met meer dan ge wone belangstelling het beloop van het prijspeil te za- men met het rentepeil volgen.' Over de uitkomsten van 1977 werd opgemerkt: 'De kredietbeperking die met het bankwezen werd over eengekomen had vooral tot doel een prikkel te schep pen tot beëindiging van de lange-kredietverlening uit monetaire middelen met name in de vorm van hypo theken. De uitkomst lag dicht bij de doelstelling. De componenten stuk voor stuk weken echter sterk af van de aanvankelijk gemaakte veronderstellingen. Zo wa ren overheid en buitenland te zamen vrijwel neutraal. De kredietexpansie zelve bleef zeer hoog, maar werd in haar monetaire effect belangrijk afgeremd door het aantrekken van lange middelen, terwijl de aanwas van spaargelden aanmerkelijk groter was dan aanvankelijk geraamd. Ten slotte steeg het nationale inkomen minder dan was voorzien. Dat desondanks de liquiditeitsquote met 0,25 daalde, mag als zeer bevredigend worden be schouwd. Men zou schertsenderwijs kunnen zeggen dat het monetaire beleid volledig is geslaagd door een combinatie van geluk en wijsheid.' De geldmarkt bleef gekenmerkt door aanhoudende te- het inflatietempo'. De gebeurtenissen op de geldmarkt zelf werden geken merkt door flinke betalingen van en naar de schatkist en een grote bankbiljettencirculatie ten gevolge van de feestdagen. Op de kapitaalmarkt ging de rente in de eerste helft van de maand in sneltreinvaart naar beneden. Na lang aarzelen in de voorgaande maanden werd hiervoor het startschot gegeven door de Bank voor Nederlandsche Gemeenten welke een lening uitgaf met een coupon rente met 7,25 een gemiddelde looptijd van 13 jaar en en emissiebedrag van f 150 - f 200 miljoen. Belangstelling uit binnen- en buitenland zorgde ervoor dat de lening een groot succes werd waarbij het emis siebedrag op f200 miljoen werd gesteld. Nadat vervol gens de Nederlandsche Credietbank een 7,75 kapi taalobligatielening per 1989-1998 met gemak had kun nen plaatsen was de beurt weer aan de Staat der Ne derlanden. Hoewel een couponrente van 6,75 wel paste bij de marktomstandigheden van dat moment was de combinatie van een dergelijke coupon - voor de Staat de laagste sinds 1968 - met een relatief lange looptijd van IOV2 jaar zodanig dat het merendeel van de beleggers zich er niet door voelde aangetrokken. Dit had tot gevolg dat bij een emissiekoers van 99,5 het bedrag van de lening uiteindelijk op f 150 miljoen werd gesteld, hetgeen schril afstak bij eerdere Staats leningen dit jaar van f 525 en f 625 miljoen. Aan het eind van de maand kon de Centrale Rabobank haar derde obligatielening aankondigen, waarvan de inschrijving op 9 mei moest gebeuren. Het bedrag van de lening was f200 miljoen, de couponrente 7,25%, uitgiftekoers 100 en de gemiddelde looptijd 51/2 jaar. De tweede lening van de Centrale Rabobank in ruim een half jaar geeft duidelijk de behoefte van onze orga nisatie aan langlopende middelen weer. Hierin wordt behalve op de openbare markt ook voorzien door een fors beroep op de onderhandse kapitaalmarkt, waar onze organisatie de laatste jaren een partij van aan zienlijke betekenis is geworden. De rente op de kapitaalmarkt kwam in april op gemid deld 7,18 tegen 7,36 in maart en 7,92 in april 1977.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 37