§0®
Vooruitlopend op de
definitieve
besluitvorming met
betrekking tot de
voorstellen van de
Commissie Hofstra heeft
minister Andriessen
1 miljard gulden
beschikbaar gesteld voor
tijdelijke winstaftrek
naast 100 miljoen gulden
voor vrijstelling van
rente-inkomsten in de
privésfeer tot 200,
Onze cartoonist Arend
van Dam heeft hierop zo
zijn eigen visie.
inflatieneutrale belastingheffing
aangeeft, welk gedeelte van de jaarlijks
ontvangen rente belastingvrij is. Deze
schaal zou er volgens prof. Hofstra, uit
gaande van een aantal plausibele veron
derstellingen, als volgt uit kunnen zien:
Inflatie
Gedeelte
belastingvrij
1
nihil
2
1/5
3-4%
1/3
5
2/5
6- 8%
1/2
9 11
3/5
12-15
2/3
boven 15
3/4
Omdat deze regeling onvoldoende tege
moet komt aan laagrentende tegoeden
bij met name kleine spaarders, wordt
daarnaast een bodemvrijstelling voorge
steld van f 500,-.
Betaalde rente
De keerzijde van de medaille die voor
ziet in een belastingvrij gedeelte voor-
ontvangen rente, acht prof. Hofstra het
niet meer volledig aftrekbaar laten zijn
van betaalde rente. Om die reden stelt
hij voor om in beginsel eenzelfde ge
deelte als bij ontvangen rente belasting
vrij is, bij betaalde rente niet meer af
trekbaar te doen zijn.
Voor een bodemvrijstelling zoals bij de
ontvangen rente acht hij hier echter
geen termen aanwezig.
Onmiddellijke invoering van de beperkte
aftrekbaarheid zou ernstige moeilijkhe
den met zich mee kunnen brengen voor
met name diegenen die - rekening hou
dend met een volledige rente-aftrek -
een woningfinanciering zijn aangegaan
en verstorend kunnen werken op de wo
ningbouw. Daarom voorziet het rapport
van de Commissie Hofstra in een over
gangstermijn voor de beperking van de
rente-aftrek voor een eigen woning. Pas
5 jaar na invoering zou, naar het oordeel
van de Commissie, de beperking volle
dig van toepassing dienen te zijn.
Consequenties en beoordeling
De voorstellen van prof. Hofstra zoals
die hiervoor in hoofdlijnen zijn bespro
ken, hebben verstrekkende consequen
ties. Deels liggen die op het vlak van de
afschaffing van bestaande wettelijke re
gelingen die zijn ingevoerd ter tege
moetkoming aan de verstorende invloe
den van de inflatie. Met name kunnen in
dit verband worden genoemd de tijde
lijke zelfstandigenaftrek en de land-
bouwvrijstelling.
Op de voorgestelde afschaffing van de
landbouwvrijstelling is vanuit de land
bouw nogal afwijzend gereageerd. Is die
afwijzing, ook op theoretische gronden,
verdedigbaar? De verstorende invloed
van de inflatie op de fiscale aanspraken
bij grondprijsstijgingen lijkt door de
voorstellen van prof. Hofstra ondervan
gen. Minder eenvoudig ligt de zaak ech
ter wanneer wordt gekeken naar de
praktische consequenties. Zo is bijvoor
beeld op voorhand niet te zeggen of en
in hoeverre de algemene regeling die
prof. Hofstra voorstelt voordeliger of na
deliger is ten opzichte van handhaving
van de landbouwvrijstelling. Dit kan pas
achteraf worden vastgesteld, afhanke
lijk van de stijging van de grondprijzen
in verhouding tot de stijging van de al
gemene inflatie-index en van de verhou
ding eigen/vreemd vermogen per be
drijf. Wel kan in algemene zin worden
gesteld dat, naarmate de grondprijzen
sterker stijgen dan de inflatie en het
aandeel van het eigen vermogen kleiner
is, de uitkomst van het voorstel Hofstra
minder voordeel respectievelijk meer
nadeel biedt uit een oogpunt van te be
talen belasting.
Ook anderszins lijkt de theoretische basis
van de voorstellen van prof. Hofstra vrij
sterk. Het gaat niet aan dat, afhankelijk
van de inflatie, de belastingverplichtin
gen een meer of minder drukkende last
vormen. Dit euvel wordt met de voorge
stelde herziening vergaand ondervan
gen, in de zakelijke sfeer nagenoeg vol
ledig, in de privésfeer grotendeels.
Daarmee is echter niet gezegd, dat de
tijd rijp is voor een onmiddellijke en vol
ledige invoering. Praktisch liggen de
consequenties voornamelijk, zoals ook
al even aangestipt bij de landbouwvrij
stelling en zeker ook bij de eigen wo
ningfinanciering, iets minder eenvoudig.
Het element van leren leven met de in
flatie en de hieraan verbonden fiscale
aspecten speelt daarbij een grote rol.
De vraag is daarbij of dit de keuze voor
een zoveel mogelijk zuivere fiscale op
lossing al te zeer in de weg mag staan.
Immers, zou iemand de bestrijding van
de inflatie willen afvallen op grond van
een geringer voordeel voor bepaalde
groepen bij een lagere inflatie? Wan
neer de overschakeling op een systeem
van inflatieneutrale belastingheffing
consequenties heeft die onredelijk wor
den geacht, zou moeten worden nage
gaan of de grond hiervan in principe niet
veel minder in het fiscale beginsel is ge
legen dan in andere oorzaken. Als dit zo
zou zijn, zou het aangrijpingspunt voor
correcties dan bij deze andere oorzaken
moeten liggen en niet bij de handhaving
van regelingen waarvan de uitkomst
volstrekt afhankelijk is van de inflatie.