tiva gelijk. Voor voorraden die in een
jaar tijds omlopen komen deze schijn
winsten telkens volledig in de afzonder
lijke boekjaren tot uitdrukking. Voor be
drijfsmiddelen waarop wordt afgeschre
ven strekt de realisatie van schijnwin
sten zich echter over meerdere jaren uit.
Een correctie op het eigen vermogen
waarbij met dit laatste geen rekening
wordt gehouden betekent dat aanvan
kelijk de fiscale winst te sterk wordt ge
drukt. Uiteindelijk, bij het afstoten van
deze bedrijfsmiddelen, wordt dit dan
wel weer gecompenseerd doch in de
tijd beschouwd wordt het 'goed koop-
mansgebruik' daarmee toch te veel ge
weld aangedaan, vindt prof, Hofstra.
De oplossing hiervoor wordt gevonden
door de herwaardering van het eigen
vermogen op de openingsbalans jaar
lijks gepaard te doen gaan met een her
waardering van de activa die op de ba
lans tegenover dat vermogen staat. De
vermindering van de jaarwinst ge
schiedt dan in het jaar van vervreem
ding van het actief (snel bij voorraden,
op termijn bijvoorbeeld grond) dan wel
naarmate op het actief tot hogere be
dragen wordt afgeschreven.
Een voorbeeld moge dit eveneens ver
duidelijken. Stel dat de openingsbalans
van een onderneming het volgende
beeld vertoont:
OPENINGS BALANS
Bedrijfsmiddelen
Voorraden
We nemen aan dat de bedrijfsmiddelen
in 5 jaar worden afgeschreven, dat de
voorraden in een jaar tijds volledig om
lopen en dat de inflatie in het betreffen
de jaar 10% bedraagt. De vermogens
correctie in verband met de inflatie (de
aftrekpost op de traditioneel berekende
winst) beloopt dan niet f 50 000,- doch
f26 000, namelijk f20 000,- toe te
schrijven aan de voorraden (10% van
f 200 000, en f 6 000,- in verband met
de correctie op de afschrijving over de
bedrijfsmiddelen (10% van 1/5 x
f300 000,-).
Het zal u zijn opgevallen dat bij de her
waardering van de activa eveneens is
uitgegaan van het inflatiepercentage,
dat wordt berekend aan de hand van de
stijging van het prijsindexcijfer van de
totale particuliere consumptie. Het gaat
hier namelijk louter om eliminering van
de invloed van de inflatie en niet om
specifieke prijsstijgingen. In het onder
havige geval zou bijvoorbeeld de prijs
stijging van de voorraden best 5 heb
ben kunnen bedragen. Dit laat echter de
hantering van het algemene inflatieper
centage onverlet. Ook in tijden van een
gelijkblijvend prijspeil blijven niet alle
prijzen gelijk. Prijsstijgingen in bepaalde
gevallen worden dan gecompenseerd
door prijsdalingen elders. Voor een in
flatiecorrectie bestaat dan evenwel
geen aanleiding.
Als tweede complicerende factor ten
opzichte van het uitgangspunt van prof.
Hofstra noemden wij de behandeling
van monetaire activa (geld en vorderin
gen in geld) en monetaire passiva
(schulden, dus vreemd vermogen).
Om de invloed van de inflatie hierop in
fiscaal opzicht te elimineren wordt uit
gegaan van een saldering van beide ca
tegorieën. Een onderneming die tot een
zelfde bedrag geld en vorderingen in
geld heeft als schulden, ondervindt per
saldo ten aanzien van deze situatie noch
voordeel noch nadeel van de inflatie. De
koopkrachtaantasting van de monetaire
activa wordt dan volledig gecompen
seerd door de koopkrachtaantasting van
de monetaire passiva.
Slechts voor zover het saldo niet nul is
heeft de inflatie wezenlijk invloed. Is er
sprake van een per saldo monetair ac
tief dan wordt aan de koopkrachtaan
tasting hierover recht gedaan door deze
in mindering te brengen op de winst.
Wat moeilijker ligt het in het geval van
f 500 000,
een per saldo monetair passief. Te dien
aanzien wordt voorgesteld om de activa
allereerst naar een wettelijk voorge
schreven volgorde toe te rekenen aan
het eigen vermogen en het resterende
deel aan het vreemde vermogen. Alleen
de aan het eigen vermogen toegereken
de activa komen dan voor herwaarde
ring in aanmerking. Voor de niet aan het
eigen vermogen toegerekende activa
blijft de situatie derhalve hetzelfde als
onder het bestaande stelsel. Ook hier
kan een voorbeeld wellicht verhelde
rend werken:
OPENINGSBALANS
Voorraden f100 000,-
Bedrijfsmiddelen f100 000-
Stel dat de inflatie 10% bedraagt, dat
de voorraden in een jaar volledig omlo
pen en dat de bedrijfsmiddelen in 5 jaar
worden afgeschreven. Aannemend, dat
de voorraden op de eerste plaats aan
het eigen vermogen worden toegere
kend, laat zich dan de volgende correc
tie op de winst berekenen:
correctie op voorraden:
10 van f 100 000,- f10 000,-
correctie op bedrijfsmiddelen:
10 van 1/5 x f50 000, f1 000,
totaal f 11 000-
Aandelen
De correcties op de fiscale winstbereke
ning in samenhang met de inflatie laten
onverlet, dat ook de aandeelhouders
aanspraak moeten kunnen maken op
een aangepaste fiscale behandeling.
Ook hier geldt dat in principe slechts
sprake kan zijn van een belastbare op
brengst, voor zover deze opbrengst de
koopkracht van het gestorte kapitaal te
boven gaat. De oplossing die prof. Hof
stra naar aanleiding hiervan voorstaat is
dat dividenduitkeringen normaal belast
blijven omdat mag worden aangeno
men dat deze het reële gestorte kapitaal
niet aantasten. Daarnaast wordt echter
het gestorte kapitaal geïndexeerd zodat
bij liquidatie een geringer deel van de
uitkeringen als belastbaar liquidatie-di
vidend zal worden aangemerkt. Tevens
opent deze indexatie de mogelijkheid
dat de bijboekingen bij het gestorte ka
pitaal kunnen worden omgezet door
middel van belastingvrije uitkering van
agio-aandelen aan aandeelhouders.
Ontvangen rente
Naar analogie van de voorstellen in de
sfeer van de winstberekening en de
aandelen zou men ook voor ontvangen
rente over schuldtitels in de privésfeer
kunnen denken aan een indexatie.
Slechts voor zover de ontvangen rente
zou uitgaan boven de koopkrachtaan
tasting, zou er dan van fiscaal inkomen
sprake zijn. Deze benadering is echter
volgens prof. Hofstra niet mogelijk van
wege de scherpe scheiding die de wet
maakt tussen de vermogenssfeer en de
inkomenssfeer buiten de onderneming.
Daarom wordt een andere weg bewan
deld met als uitgangspunt dat de rente
in geval van inflatie hoger pleegt te zijn
dan zonder inflatie.
Dat gedeelte van de nominaal ontvan
gen rente dat meer wordt genoten dan
zonder inflatie het geval zou zijn ge
weest, kan dan als onbelast bestand-
Eigen vermogen f 150 000,-
Monetair passief f 50 000,-
deel gelden. Omdat in de praktijk deze
splitsing in een inflatiecomponent en
een reële component evenwel moeilijk
is te maken, wordt gedacht aan de toe
passing van een forfaitaire schaal die
f300 000,
f 200 000,- Eigen vermogen