Staatscouranten besteld die helaas nog
niet waren ontvangen. Gelukkig had een
bestuurslid er een thuis liggen: 'hetwelk
vermeld persoon uit bereidwilligheid
even van zijn woning heeft gehaald en
daarna ter beschikking heeft gegeven
aan den Kassier om het voor het daar
toe bestemde register te kunnen in
schrijven'.
Niets meer verhinderde de opening van
de bank op elf augustus. Daarvan zou
kennis worden gegeven in de Enkhuizer
en Hoornsche Courant. Waarschijnlijk
om een beginkapitaaltje te hebben deel
de de 'boekhouder' mede dat hij de con-
tributiën zal ophalen. Daarmee werd
heid die aan hem betoond werd' en dat
is toch maar de ware Raiffeisen-geest
Waarom deze bank - in tegenstelling
tot vele andere - een afwijzend ant
woord kreeg op het verzoek tot subsi
die, gericht aan H.M. de Koningin, is
niet duidelijk. Zonder dat heeft de Bank
het ook wel kunnen rooien, waardoor
het salaris van de Boekhouder op
f150,- gebracht kon worden, onder
voorbehoud dat indien het Bestuur niet
bij hem aan huis kon vergaderen, de
kosten van huur van een lokaliteit voor
zijn rekening zouden komen.
Misschien werd reeds in de beginjaren
van onze organisatie een poging gedaan
om te komen tot een zekere mate van
1924: Op de koegang van Jac. Ruiter,
oud-voorzitter bestuur van de
Boerenleenbank Hem, zijn ze aan het
bollen peilen.
misschien het entreegeld van de leden
bedoeld.
Boekhouder betaalt zaalhuur
De bank begon al direct een rol te spe
len toen iemand een café had gekocht
en vroeg hoeveel de bank zou willen
verstrekken op dit pand 'Dit omrede dat
ondergeteekende een persoon is zonder
geld, zoodat hij dan verdere maatrege
len kan nemen Hopende dat de
Weled. Heeren der Boerenleenbank te
Venhuizen gunstig over mij zullen be
schikken teeken ik mij met de meeste
Hoogachting Uw Dw. Dr.
De lening werd verstrekt, niet helemaal
zoals hij zich dat had voorgesteld doch
'tevens dankbaar voor de welwillend-
redelijke salarisbepaling, want in 1918
ontving men 'Een schrijven van de Cen
trale Bank aangaande het vaststellen
van tractementen' dat voor kennisge
ving werd aangenomen. Het was ook
nog helemaal de vraag of gemeenten en
polders lid konden worden. De Boek
houder meent van niet en de Centrale
Bank is het daarmee eens, en schreef:
Berichten wij u dat een polder en
eene gemeente niet lid kunnen zijn, daar
ze publiekrechtelijke lichamen zijn en
geene vereenigingen. Intusschen kan
toch aan haar bij wijze van geldbeleg
ging geld ter leen worden verstrekt,
mits met toestemming van het Bestuur
der Centrale Bank dat deze veelal ver
leent als het tijdelijke kasgeldleningen
betref en de Bank (bij de Centrale Bank)
crediet staat.' Aldus bestond de moge
lijkheid van het eten van twee walletjes,
want die 'tijdelijkheid' is uiteraard
steeds te verlengen.
Het bestuur van de Centrale Bank moest
echter óók de vinger op de pols houden.
Het achtte zich in november 1919 ver
plicht 'het volgende onder Uwe aan
dacht te brengen en dat was dan,
dat gedurende de oorlogsjaren bij de
Boerenleenbanken veel geld was inge
legd en weinig opgenomen, waardoor
nagenoeg alle banken een creditsaldo
bij de Centrale Bank hadden. Het ge
beurde toen meermalen dat met toe
stemming van de Centrale Bank door de
Boerenleenbanken aan de gemeenten
enig tijdelijk kasgeld werd verstrekt of
op andere wijze enig geld buiten haar
leden werd belegd.
Nu echter waren de omstandigheden
zéér veranderd. Banken die bij de Cen
trale Bank tonnen hadden staan, zagen
hun depot wegslinken en geraakten
soms debet binnen enkele maanden.
Talrijke banken zagen hun spaargelden
opgevraagd in veel sterker mate dan zij
zelf verwacht hadden. Kortom, het was
geen tijd meer om gelden buiten onze
organisatie te beleggen. Daarom werd
aangedrongen om beleggingen aan ge
meenten enz. te doen aflossen en alle
gelden voor de boeren aan te wenden!
'Wij mogen straks tegenover onze leden
niet met leege handen komen te staan.
De Centrale zoude dan aan haar doel
niet kunnen beantwoorden.' Onderte
kend door F. A. R. A. Baron van Itter-
sum, mr. dr. G. F. M. Baron van Hugen-
poth tot Aerdt en A. A. Negerman.
Wij kunnen ons best voorstellen dat
deze en andere moeilijkheden het be
stuur en de kassier soms boven het
hoofd dreigden te groeien. Geen won
der dat in februari 1922 de voorzitter
met diepe zorgenrimpels heeft moeten
constateren dat 'deze vergadering ons
extra werk bezorgt door de algemeen
heerschende griep'. Er kwamen nog
meer zorgen.
In het begin van 1923 stelde de veiling
vereniging 'De Zuider Koggen' voor om
twee bestuursleden van de bank aan te
wijzen welke met bestuursleden van de
veiling een commissie zullen vormen tot
steun aan noodlijdende tuinders. Dat
gebeurde, maar het was een vraag, wel
ke bepalingen door de Provinciale Com
missie van de Bond voor veilingen en
door Gedeputeerde Staten gesteld wor
den aan die werkzaamheden en of dat
voor de bank bezwaarlijk zou zijn. De
bank twijfelt wel aan het nut van deze
commissie maar zal toch wel medewer
ken door de zaken correct te behande
len opdat zij geen gevaar worden voor
de bank.
Het jaar 1923 bracht in bescheiden
mate een eigen kantoorruimte: 'Voorzit
ter meent een klein woordje te moeten
wijden aan onze nieuwe vergaderplaats.
Al is het kantoor nog niet geheel afge
werkt, toch wordt deze vergadering er
gehouden en hij hoopt dat die er niet
minder gezellig om zullen worden.'
Lekke band
Helaas moest op de agenda van de
Ringvergadering te Hoorn in 1931 als