de dollar
en het internationale
geldstelsel
De drang van houders van dollartegoeden om tot omwisseling van de dollar
over te gaan lijkt pas te kunnen worden gestuit als er fundamentele maat
regelen met verstrekkende gevolgen voor het internationale geldstelsel
worden genomen. De uitwerking van alle tot dusverre op stapel gezette
maatregelen schiet tekort bij het nog steeds te grote aanbod van dollars.
Een aanbod groter dan de wereld als betaalmiddel nodig heeft. Een aanwij-
ziging voor de overvloed aan dollars en de onzekerheid over het koersver
loop kan ook worden gevonden in de goudprijs die gestadig oploopt tot
nieuwe hoogten.
Locomotief fu nctie
De verantwoordelijkheid van de Ver
enigde Staten voor een evenwichtig
functionerend internationaal monetair
bestel is groot, daar de dollar als sleu
telvaluta geldt. Tegen het einde van
1977 bedroeg de voorraad dollars in
handen van centrale banken en andere
banken in de wereld ongeveer 170-
190 miljard. Markten met grote voorra
den zijn over het algemeen oneven
wichtig. Het probleem is dan ook niet
zozeer gelegen in de koersschommelin
gen van de dollar maar in het feit dat
het hierbij om zo'n grote markt gaat. In
dit verband zouden er chaotische toe
standen ontstaan wanneer bijvoorbeeld
de dollarhouders zouden besluiten om
tegelijkertijd 1 van hun dollartegoe
den om te wisselen. Het internationale
geldstelsel zou dan in een diepe crisis
verzeild raken. Amerika kampt met be
talingsbalansperikelen. Globaal gezien
komt het tekort in haar handel op reke
ning van de Arabische olieproducerende
Drs. J. van der Zwaai
landen en Japan. Amerika heeft van de
dollarproblematiek een politieke kwes
tie gemaakt, die zij wenst uit te vechten
over de ruggen van de partners in het
internationale betalingsverkeer.
Gedeeltelijk wordt de oplossing gezocht
in de locomotieffunctie van de over-
schotlanden. Daarmee wordt bedoeld
dat de landen met een overschot op de
betalingsbalans extra stimulerende
maatregelen moeten voorstaan. Dit be
tekent dat voor de overschotlanden een
vergroting van de importen ontstaat,
hetgeen de landen met een negatieve
op de
op de
exporten
produktie
(in mrd.
(in
Frankrijk, Italië en Engeland
0,55
0,06
Overige geïndustrialiseerde landen
1,45
0,11
Subtotaal
2,00
Twaalf belangrijke ontwikkelingslanden
0,55
0,10
Overige ontwikkelingslanden
0,35
0,20
Olie-exporterende landen
0,95
0,23
Totaal voor de wereld
3,85
0,12
Geschatte invloed van 1 extra groei in West-Duitsland, Japan en de Verenig
de Staten
betalingsbalans in staat stelt hun tekort
terug te dringen. (Zie onderstaande tabel)
De cijfers tonen aan dat de invloed van
de geschetste impulsen gering is, van
daar dat de locomotieftheorie nogal ter
discussie staat. Zeker in kwantitatieve
zin is haar effect volledig onvoldoende
om er de dollarperikelen mee te lijf te
gaan. En is het in deze tijd van teruglo
pende groei bijkans onmogelijk voor bij
voorbeeld West-Duitsland om haar bru
to nationaal produkt met een extra 2
te laten groeien, ook is de economische
verhouding van de Verenigde Staten tot
West-Duitsland van ondergeschikte be
tekenis voor het bestrijden van de in de
wereld onder druk staande dollar. De
verslechtering van de externe positie
van Amerika van een overschot van
11 miljard in 1975 naar een tekort van
26,5 miljard in 1977 komt slechts voor
2 a 3 miljard op rekening van de EEG.
Druk op de dollar
De dollarposities van vele bedrijven en
instellingen, mogelijk ook van centrale
banken, worden bij voortduring afge
wikkeld vanwege het wantrouwen te*
gen 's werelds sleutelvaluta. Voor spe
culanten als marktpartij maakt de onze
kerheid over het toekomstig verloop van
de kopers van de dollar en de vlucht uit
deze valuta het wel eenvoudig om hun
steentje bij te dragen aan de koersda
ling door de verkoop niet in hun bezit
zijnde dollars op termijn. Het direct tot
afwikkeling van dollarposities overgaan
en de verkoop op termijn zijn de oorza
ken van het stelselmatig te grote aan
bod van dollars.
Tenzij de centrale banken bereid zijn
voor wel zeer omvangrijke bedragen te
interveniëren op de internationale valu
tamarkten, leidt dit in verhouding te
grote aanbod van dollars tot koersdalin
gen. Sedert de afschaffing van het sy
steem van vaste wisselkoersen, zijn de
centrale banken evenwel niet langer
verplicht tot het geven van koerssteun
door het nemen van interventiemaatre
gelen. Vandaar ook dat nu niet langer
van de verplichting doch van de bereid
heid tot interventie sprake is. Het ge
drag van de centrale banken wordt dan
ook na interventie door de volgende in
zwang geraakte stereotype uitdrukking
gekarakteriseerd: 'hier willen we het
voorlopig bij laten!' De centrale banken
banken in de westerse landen blijven
evenwel verantwoordelijk voor het or
delijk functioneren van het internationa
le geldstelsel. Vandaar ook dat in het
huidige systeem van vrij zwevende wis
selkoersen (uitgezonderd het slang
arrangement tussen onder andere de
gulden, Belgische frank en Duitse mark)
het beleid van de centrale banken erop
is gericht het eventueel ontstaat van
verwerpelijke koersafwijkingen ('dirty
float') door interventiemaatregelen te