een meevaller: inflatie in 1978 naar 4,5 a 5 het gevaar dat de grote vraag de prijzen De stijgende prijzen houden nog steeds de gemoederen bezig. De nadelige effecten van de inflatie worden in het algemeen zo groot geacht, dat men langs verschillende wegen probeert er iets aan te doen. Dat blijkt bijvoor beeld uit de sedert eind 1976 geldende prijsbeheersing, maar ook uit de op dracht aan prof. Hofstra - die intussen aanbevelingen heeft gedaan - om te bestuderen hoe de inflatie in de belastingheffing kan worden geneutrali seerd. Toch wordt de noodzaak van inflatiebe- strijding niet slechts de laatste jaren on derkend. Reeds in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog zond de 'Stich ting tot daadwerkelijke bestrijding van het inflatiegevaar' verontruste brieven aan de toenmalige ministerraad. In die tijd was de produktie van goederen nog nauwelijks op peil gekomen en bestond opdreef. De inflatie, die daardoor dreig de te ontstaan - bestedingsinflatie - was van een geheel ander karakter dan de prijsstijgingen, waarmee de gehele industriële wereld inclusief Nederland, met name sedert het begin van de ze ventiger jaren, werd geconfronteerd. Deze vond zijn oorzaak grotendeels in de snel oplopende produktiekosten en wordt daarom kosteninflatie genoemd. Inflatie op de terugweg Sinds 1970 stegen de prijzen bijzonder snel. Werd in dat jaar nog een prijsstij ging van 3,6 gemeten, in de daaraan volgende periode lag dit cijfer bedui dend hoger. In 1971, 1972 en 1973 be droeg de inflatie respectievelijk 7 5 7,8 en 8 waarna een versnel ling optrad tot 9,6 in 1974 en 10,2 in 1975. Deze voortdurende opgaande lijn bereikte een hoogtepunt in de maand september van 1975. Sindsdien is de inflatie - eerst aarzelend, maar thans overtuigend - op de terugtocht. In 1976 nam het prijspeil nog met 8,8 toe, waarna in 1977 de prijsstijging meer dan 2 punten lager uitkwam op 6,7 En misschien wel als onderstre ping van dit succesvolle verloop, be sloot het Centraal Bureau voor de Sta tistiek de berekeningsmethode van het 'prijsindexcijfer voor de gezinsconsump tie', waarbij tot dan toe was uitgegaan van het gemiddelde goederenpakket Drs. H. H. J. Bol medewerker Studiedienst Algemeen Economisch Onderzoek van 1969, aan te passen aan recente ontwikkelingen en het jaar 1975 als uit gangspunt te nemen. Het directe gevolg daarvan was, dat - op de nieuwe wijze berekend - de inflatie over 1977 zelfs 6,4 bleek te zijn geweest. Ter illustra tie is in de grafiek het prijsverloop vanaf 1970 weergegeven. Het ziet er naar uit, dat het optimisme dat we ongeveer een jaar gelegen in dit blad1) ventileerden ook voor dit jaar kan gelden. Terwijl het Centraal Planbureau de inflatie op 5 a 5,5 heeft geraamd, mag uit dit artikel blijken, dat een nog gunstiger cijfer tot de reële mogelijkhe den behoort. (Zie grafiek I) Optimisme Vanwaar dit optimisme? Allereerst is de zogenaamde 'overloop' van het ene naar het andere jaar kleiner, naarmate de prijsstijging lager is. Anders gezegd: we beginnen 1978 reeds met een klei nere 'erfenis' uit 1977, omdat toen de inflatie lager was dan het jaar daarvoor. Maar bovenal is het optimisme gestoeld op een eenvoudige berekening. Men kan namelijk veronderstellen, dat de prijsstijgingen die in 1977 van maand tot maand zijn geregistreerd, volgens hetzelfde patroon in 1978 zullen plaats- Rabobank2/77, pagina's 18/19: 'Inflatie, een keer ten goede' vinden. Die methode lijkt op het eerste gezicht grof, maar is toch werkbaar, omdat de prijsstijging zich in het alge meen volgens een bepaald patroon be weegt. Zo is bijvoorbeeld de inflatie in de maand juli doorgaans nogal laag, vanwege het effect van de uitverkoop. Ook in de laatste maanden van het jaar is de prijsstijging meestal zeer matig. Anders is het met april. In die maand werden tot nu toe de huren verhoogd, zodat april in het verleden werd geken schetst door een hoge inflatie. De rege ring heeft echter besloten de huurverho ging in 1978 pas in juli te laten ingaan. Ook is besloten om de BTW-verhoging 1 op aardgas, die aanvankelijk per 1 ja nuari zou ingaan en later werd verscho ven naar 1 april, thans per 1 juli te laten doorgaan. Omdat van alle 'groepartikelen' de ge- wichten in de totale prijsstijging bekend zijn, kan het effect van het uitstel van de I huurverhoging en van de BTW-verho ging op aardgas precies worden bere kend. Het blijkt dan, dat het uitstel van drie maanden van de huurverhoging exact zoveel neerwaartse druk op de prijzen uitoefent, als het duurdere aard gas de prijzen opwaarts stuwt. Met an dere woorden: per saldo wordt de infla tie in 1978 even hoog als ze geweest zou zijn als de huurverhoging normaal per 1 april zou zijn ingegaan en de BTW op aardgas niet zou zijn verhoogd. In de tabel zijn de prijsstijgingen per maand opgenomen uitgaande van de zelfde cijfers als in 1977, met dien ver stande, dat ten tijde van het schrijven van dit artikel het cijfer voor januari reeds bekend was (- 0,4 ten opzichte van december 1977) en dat de invloed van de huurverhoging en van het duur dere aardgas is verwerkt in de getallen. De bijbehorende indexcijfers zijn boven dien in de tabel vermeld. De prijsstijging van koffie, die in de eerste helft van 1977 heeft plaatsgehad, is bijna geheel gecompenseerd door de prijsdaling er van in de tweede helft van dat jaar, zo dat daarvoor niet is gecorrigeerd. (Zie grafiek II) Door nu het gemiddelde indexcijfer voor 1978 (120,9) te confronteren met het gemiddelde van 1977 (115,8) krijgt men het inflatiecijfer voor 1978:4,4 Er is nog onzekerheid Volgens deze raming zou het prijspeil gemiddeld in 1978 dus slechts 4,4% hoger uitkomen dan in 1977. Uiteraard dient dit cijfer meer als indicatie te wor den gezien dan als een vaststaand ge geven. Veel is immers nog onzeker. Plotselinge prijsstijgingen van enkele produkten beïnvloeden de inflatie in op waartse richting. En wat te denken van de 'hardheid' van de gulden? Onze ra ming gaat uit van rust aan het valuta front, maar men kan niet ontkennen dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 10