wob wobi SPROOKJES OVER DE IN KOM ENSG ROEI HYPOTHEEK plaatsentoeslag in het kader van de WIR. Een meerderheid van de SER heeft zich uitgesproken voor een premie op extra arbeidsplaatsen. Van werkgevers zijde bleef hier evenwel verzet tegen be staan. De vraag is inderdaad in hoeverre het belang van investeringen kan wor den afgemeten aan de directe gevolgen voor het aantal arbeidsplaatsen. Zelfs in eerste aanleg arbeidsbesparende inves teringen kunnen indirect bijdragen tot de werkgelegenheid. Denk aan het voorbeeld dat zonder rationalisatie be drijven gedoemd zouden zijn om te ver dwijnen onder druk van de internationa le concurrentie. Ook deze kant van de zaak zal men niet uit het oog mogen verliezen. Ongetwijfeld is de WIR een belangrijk instrument om de investeringen te sti muleren. De in dit kader voorziene pre mieregelingen zijn evenwel geenszins te zien als alternatief voor een rende mentsverbetering. Voor alles zal voor de bedrijven het ren dement op investeringen maatgevend blijven. De bijdrage van de WIR daartoe is in de huidige verhoudingen niet veel meer dan een druppel op een gloeiende plaat. COMMISSIE-HOFSTRA Onze allereerste indruk na het bekend worden van de hoofdlijnen uit het rap port van de commissie-Hofstra was dat haar radicale en zeer grondige aanpak in ieder geval respect verdient. De Com missie is niet eerder tevreden vóór de uit de inflatie voortvloeiende onrecht vaardigheden uit het systeem van onze belastingheffing zijn weggenomen. Een opzet en doel, waarmee op zichzelf ge zien, weinigen moeite zullen hebben. Ondertussen is de materie zeer complex - de studie heeft drie jaar geduurd - en de voorgestelde wijzigingen grijpen zó diep in, dat zelfs al worden die ter weg neming van de erkende onrechtvaardig heidseffecten nodig geacht, men terde ge de wijde gevolgen moet overwegen. De voorstellen uit het rapport zijn zeker niet alle geschikt om nu maar a bout portant in concreto te gaan toepassen. De Commissie zelf erkent dat door ge leidelijke invoering te bepleiten. Ook mi nister Andriessen heeft al gezegd, dat het kabinet nu eerst graag een discussie in de samenleving over de voorstellen zal verwelkomen. Wij allen zien dat er door de inflatie gro ve onbillijkheden in ons belasting systeem gekomen zijn. Maar de maat schappij heeft als het ware met de infla tie leren leven, wij hebben er ons vaak te goeder trouw op ingesteld en ontwa ren nu dat het wegnemen van de on rechtvaardigheden soms zo hard aanko men, dat er repercussies dreigen, die om andere redenen weer ongewenst lij ken, bijvoorbeeld doordat bepaalde groepen belastingbetalers er geheel bui ten hun schuld moeilijkheden van zou den ondervinden. De beperking van de hypotheekrente-aftrek heeft reeds on middellijk zeer bezorgd naar de gevol gen daarvan doen kijken. Ook het even tueel ongunstige effect op de werkgele- genheid, het consumptieniveau, de kre dietverlening wordt reeds ter sprake ge bracht. Wij wijzen in dit verband met name ook op de z.g. landbouwvrijstel- ling en de zelfstandigenaftrek, waarvan de eerste reeds van vóór de inflatieperi- ode dateert. Dit zijn in ieder geval zaken die niet zonder meer aan de kant ge schoven kunnen worden. De Hofstra-medaille heeft dus in ieder geval een keerzijde, die terdege aan dacht verdient. Als we de door de Com missie gewezen weg opgaan is het I noodzakelijk dat we die behoedzaam gaan. We moeten voorkomen, dat de weg voor bepaalde groepen te moeilijk wordt. Daarbij mag wel speciaal ge dacht worden aan de zeer velen die een eigen woning met hypotheek gefinan cierd hebben en daarbij zijn gegaan tot aan de rand van hun kunnen. Over de belastingmaatregelen, die mi nister Andriessen gelijk met de aanbie ding van het rapport als een soort troostprijs bekendmaakte, willen wij kort zijn. Dat de druk van de inflatoire J schijnwinsten verlicht wordt door een I algemene en speciale aftrek op de be lastbare winst achten wij welkom en nodig. De fiscale vrijstelling van f200 wegens (spaar-)rente-inkomsten willen we als niet meer dan een eerste stap in de goede richting begroeten. Het euvel j van de geldontwaarding bij het sparen wordt er slechts zeer ten dele ondervan- gen. De voorstellen van de commis- sie-Hofstra zijn naar onze mening op dat j punt effectiever. Wij hebben er begrip voor dat de minis- i ter zich in dit stadium behoedzaam op stelt. Eer de volgende stappen gezet j worden is het om redenen van billijk- heid geboden dat grondig onderzocht wordt welke ongewenste gevolgen het inflatievrijmaken van ons belastingsy steem kan hebben en vooral hoe die ge volgen voor degenen die het treft, kun- J nen worden opgevangen. In Elseviers Weekblad van 3 februari jl. j was een artikel opgenomen onder de 1 onheilspellende titel 'Sprookje van groeihypotheek nu nachtmerrie'. De Vereniging Eigen Huis en het Bouw fonds Nederlandse Gemeenten gaven I hierin hun mening over de recente hausse in groeihypotheken. In het bijzonder de volgende zinsnede uit dit artikel wekte onze verwondering: 'Met name bij de handelsbanken en daaronder dan nog weer speciaal de Ra- bo-organisatie is er op het gebied van de verstrekking van groeihypotheken veel mogelijk geweest. Afhankelijk van de goede wil van de filiaaldirecteur kon den soms zeer vergaande constructies worden afgesloten'. Aangezien toch in ons hele land bekend mag worden verondersteld dat wij een coöperatieve instelling zijn en derhalve geen filiaaldirecteuren kennen, dachten wij bij het lezen van deze passage aan vankelijk aan een drukfout. Toen dit niet het geval bleek te zijn, kon gezien de praktijk binnen onze organisatie, de enige conclusie zijn dat in het boven staande citaat een grove vertekening wordt gegeven van de werklijk opgetre den situatie. De praktijk in onze organisatie kenmerkt zich namelijk door een selectief en te rughoudend verstrekkingsbeleid t.a.v. inkomensgroeihypotheken. Deze hypo- theekvorm was met name bedoeld voor leningnemers die op grond van hun leef tijd, functie en opleiding nog een struc turele inkomensverbetering konden ver wachten. Teneinde aan de behoefte van deze personen tegemoet te komen heeft de Rabobankorganisatie in de af gelopen jaren een kleine duizend groei hypotheken verstrekt. Het aandeel van deze hypotheekvorm in de totale omzet aan woninghypotheken bedroeg hier mee circa 1 Dit percentage verschilt in belangrijke mate met het veel grotere belang dat deze hypotheekvorm heeft verworven bij enkele andere instellingen. In het El- sevier-artikel stelt het Bouwfonds zelf in de afgelopen jaren ongeveer een derde van haar omzet gerealiseerd te hebben met groeihypotheken. Ook andere in stellingen hebben zich in deze richting uitgelaten. Het heeft er dan ook alle schijn van, dat deze instellingen zich bij het verstrekken van groeihypotheken hebben laten lei den door de filosofie die de Vereniging Eigen Huis hanteert in haar uitgave 'De hypotheek, wat is de beste?'. In deze publikatie wordt gesteld dat aan een groeihypotheek te denken valt als een normale hypotheek 'net niet' haalbaar is. Ons inziens is juist deze benadering degene die de problemen met de inko- mensgroeihypotheek in de wereld heeft gebracht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 7