wob
wob
wob
taak en dat zal zo blijven. Ze is wel een
dienaresse, die - zoals we gezien heb
ben - een eigen ruimte nodig heeft om
haar functie goed te vervullen. Daardoor
ruimen we haar graag een specifieke
plaats in, maar die plaats blijft gelegen
binnen het geheel van de Rabobankor-
ganisatie. Statutair mogen de aandelen
van de RHB immers alleen in handen
zijn en geplaatst worden bij de centrale
bank en de aangesloten banken, waarbij
- en dat tot meerdere zekerheid van
spreiding - de centrale bank niet is toe
gestaan op enig tijdstip meer dan 10
daarvan te verwerven.
DE BOER EN DE RABOBANK
In Het Vrije Volk stond onlangs te lezen,
dat veel Rabobanken zo arrogant ge
worden zijn van de traditietrouw, die de
boeren tegenover hen voelen, dat ze
een stukje van hun dienstbetoon heb
ben gekortwiekt. Althans tegenover de
boer, zo beweert de schrijver Wim v. d.
Kleijn.
Al wordt dit verwijt zonder enig bewijs
geponeerd, wij willen er serieus op in
gaan. Het is waar, zoals de schrijver op
merkt, dat onze organisatie zich zeer ac
tief opstelt tegenover handel, industrie
en dienstverlening, dat zij wat deze be
drijfssectoren betreft een substantieel
marktaandeel bezit.
Ook lijkt aannemelijk, dat de handels
banken dit met lede ogen aanzien en op
hun beurt trachten een groter aandeel in
de agrarische financiering te verkrijgen.
Dat speelt zich af in de normale concur
rentieverhoudingen. Waar het om gaat
is echter of de Rabobanken daarbij op
arrogante wijze hun traditionele terrein
verwaarlozen.
Bij de financiering van land- en tuin
bouw neemt onze organisatie een zeer
stevige marktpositie in: haar aandeel
varieert per sector van 70 tot 95 Wel
verre van op onze lauweren te willen
rusten, is dat voor ons onverminderd
een zaak van Noblesse Oblige. Dat drijft
ons voort tot het voortdurend aanpas
sen en uitbreiden van ons agrarisch spe
cialisme en ons produktenassortiment.
Nog de laatste jaren zijn gespecialiseer
de agrarische kredietadviseurs regionaal
gestationeerd om met hun collega's van
lokale banken des te beter aan het
dienstbetoon te kunnen werken. Liefst
34 standaardkredietregelingen, afge
stemd op het agrarische bedrijf, staan
boer en tuinder ter beschikking. De fi
nancieringsmogelijkheden voor grond
gebonden bedrijven en voor de jonge
agrariër zijn recente voorbeelden van up
to date houden van ons assortiment.
Wie de moeite neemt zich even op de
hoogte te stellen, zal in stede van een
kortwieken veeleer een verder uitslaan
van de vleugels van het dienstbetoon
aan boer en tuinder kunnen constate
ren.
Het resultaat daarvan - de proef op de
som - is niet uitgebleven. Uit de door
het Landbouw Economisch Instituut ge
publiceerde cijfers blijkt, dat het aandeel
van de Rabobanken bij de agrarische fi
nanciering nog steeds groeit. Dat bereik
je niet door een arrogant optreden en
zeker niet door kortwieken van dienst
betoon! Ook niet door op de traditie te
blijven drijven. Want de boer en de tuin
der gaan heus niet alleen maar uit tradi
tietrouw naar de Rabobank. Hij gaat
omdat hij een moderne ondernemer is,
die door eigen opleiding en kritisch in
zicht, heel goed weet te onderscheiden
welke bank zijn belangen het best be
handelt.
Onze cijfers over 1977 spreken een dui
delijke taal. Aan individuele bedrijven
(zulks in onderscheid tot coöperaties en
andere rechtspersonen) in de land- en
tuinbouw werd voor f 2,6 respectievelijk
f 1,1 miljard aan leningen verstrekt. Ver
geleken met 1976 betekent dat een
groei van 44 respectievelijk 54 I
Wie het opvalt dat de Rabobankorgani-
satie dan toch maar veel meer dan vroe
ger betrokken is bij niet-agrarische fi
nancieringen, vergete niet, dat onze be
trokkenheid bij het agrarische bedrijfsle
ven als zodanig daar niets onder gele
den heeft, noch in omvang, noch in
dienstbetoon. Integendeel, de agrari
sche financiering is en blijft een primaire
opgave: een traditionele adeldom die
voor ons actuele verplichtingen mee
brengt!
WIR IN BEWEGING
Na de val van het kabinet-Den Uyl op 22
maart van het vorig jaar heeft de behan
deling van het wetsontwerp investe
ringsrekening (WIR) lange tijd stilge
staan. Inmiddels is hierin echter weer
beweging gekomen.
Met de investeringsrekening wordt door
middel van verschillende premies een
richting gevende stimulering van de in
vesteringen beoogd. De tot nog toe ge
bruikelijke instrumenten van vervroegde
afschrijving en investeringsaftrek ken
nen dit sturingsmechanisme niet. Een
belangrijk verschilpunt is voorts dat de
investeringsrekening in dezelfde mate
voordelen biedt aan bedrijven met ver
liezen of een minimale rentabiliteit als
aan bedrijven met gunstiger exploitatie
resultaten.
In grote lijnen heeft het kabinet-Van Agt
het wetsontwerp van het vorige kabinet
overgenomen. Toch zijn er enkele niet
onbelangrijke veranderingen in aange
bracht. De voornaamste daarvan is wel
de aanpassing van de zogenaamde
kleinschaligheidstoeslag. In de aanvan
kelijke opzet was deze bepaald op 2
over de eerste f 200 000 per jaar aan in
vesteringen. Het aangepaste wetsont
werp stelt hiervoor in de plaats een pre
mie van 6 voor investeringsbedragen
van circa f30 000, die geleidelijk terug
loopt tot nihil voor investeringsbedra
gen van f 800 000 en hoger per jaar.
Hiermee wordt, aldus de regering, tege
moet gekomen aan brede verlangens in
de Tweede Kamer en daarbuiten, met
name in het midden- en kleinbedrijf. Wij
kunnen ons daarbij volledig aansluiten.
Wanneer met de kleinschaligheidstoe
slag een bevordering van investeringen
van beperktere omvang wordt beoogd
is de nu gekozen oplossing te prefere
ren. Bijzondere tegemoetkomingen aan
investeringen door kleinere bedrijven
zijn alleszins gerechtvaardigd uit een
oogpunt van werkgelegenheidsschep-
ping en van verbetering of bestrijding
van de aantasting van het voorzienin
genniveau in de kleinere woonkernen.
De bijdrage van het midden- en kleinbe
drijf aan de werkgelegenheid in ons land
wordt nogal eens onderschat.
Ruim 1000 000 personen zijn werk
zaam in het midden- en kleinbedrijf
waarvan circa 35 als zelfstandige on
dernemer. Daarnaast zijn zo'n 290 000
personen actief in de land- en tuinbouw.
Te zamen genomen komt dit neer op
een aandeel van 28 in de totale be
roepsbevolking.
Afgezien van de bijdrage tot de werkge
legenheid is een levensvatbaar midden-
en kleinbedrijf onder meer van grotere
betekenis voor het voorzieningenniveau
in de kleinere woonkernen. Met name
denken we dan aan detailhandels- en
ambachtsbedrijven. De kleinschalig
heidstoeslag alleen is natuurlijk niet vol
doende om te zorgen voor een kente
ring ten goede in dit opzicht. In de aan
gepaste vorm kan zij hiertoe echter wel
een grotere bijdrage leveren.
Een tweede aanpassing die in het voor
uitzicht is gesteld, betreft de snellere
uitbetaling van de premies aan bedrij
ven die verlies lijden of onvoldoende
winst maken. Gezien het feit dat juist
deze bedrijven het meeste belang heb
ben bij een snelle uitbetaling is dit zon
der meer een goede zaak.
Inmiddels betekent een en ander niet
dat alle WIR-problemen nu zijn opge
lost.
Van de zijde van de Europese Commis
sie is nog geen groen licht ontvangen
voor de algemene regionale toeslag en
de ruimtelijke ordeningstoeslag. De
Europese Commissie zou er namelijk
elementen van concurrentievervalsing
in kunnen zien die in strijd zouden zijn
met het Verdrag van Rome.
Voorts bestaat er nog geen eenstem
migheid ten aanzien van de arbeids-