wat ons bezighoudt
wob
menen te bespeuren in het artikel, dat
mr. F. H. Brust deze maand voor ons
blad geschreven heeft.
DE HEER MERTENS WIJSTOP
NIEUWE DIMENSIE IN
COÖPERATIEVE DOELSTELLING
Aan het 'vertaalwerk', waarover wij
vorige maand naar aanleiding van de
beschouwing van prof. Douben schre
ven, heeft de heer Mertens, voorzitter
van de Nationale Coöperatieve Raad,
onlangs een flinke bijdrage geleverd.
Eind januari, in een inleiding voor de
Coöp. Ned. Champignonkwekersvereni-
ging liet hij horen hoe naar zijn aanvan
kelijke mening de maatschappelijke ont
wikkelingen - speciaal de bedrijfsdemo-
cratisering en de medezeggenschap van
de medewerkers - in de coöperatie kun
nen worden verwerkt.
Als geen ander weet de heer Mertens,
dat de coöperatie onder de bedrijfsvor
men in ons land geen exotische bloem
is. Ze is ook geen kasplantje, maar een
inheems gewas, dat van jongs af bloot
staat aan invloeden van buiten. Wel is
de structuur van de coöperatie een
eigenaardige en een ingewikkelde. Het
denken over verdere democratisering -
in concreto het betrekken van de werk
nemers in het beleidsvormende proces
van de coöperatieve onderneming
heeft dan ook, zoals de heer Mertens
uitdrukkelijk vooropstelde, alleen zin als
het economische doel voor de leden van
de coöperatie niet veronachtzaamd
wordt. Miskenning daarvan zou het fail
lissement van de coöperatie betekenen.
Het gewicht van het ledenbelang laat
echter onverkort de mogelijkheid om de
verantwoordelijkheid van de werkne
mers tot gewicht te laten komen. Dat is
ook zeer gewenst, want we moeten er
kennen, dat die werknemers in feite niet
minder groot belang bij de goede gang
van zaken in de coöperatie hebben dan
de leden.
Vanuit deze visie komt de heer Mertens
tot de stelling dat er voor beide, leden
zowel als bedrijfsgenoten (zo noemt hij
de medewerkers in dit verband), een
duidelijk gemeenschappelijk belang is
bij de coöperatie. In welke mate, dat ge
meenschappelijk belang in concrete
doelstellingen kan worden vertaald en
hoe leden en bedrijfsgenoten bij het op
stellen en uitwerken van die doelstellin
gen betrokken moeten zijn, moet zeker
nader bestudeerd worden. De heer Mer
tens, als het ware hardop denkend, gaf
echter reeds enkele belangrijke aanwij
zingen. Hij stelt zich voor dat de verder
gaande democratisering er in ieder ge
val toe zal leiden, dat zowel een beleids
visie op lange als bedrijfsplan op korte
termijn met inspraak van alle betrokke
nen, ook de bedrijfsgenoten, tot stand
zullen komen en zullen worden verwe
zenlijkt.
Merkwaardig is - de heer Mertens wees
daarop - dat dit door hem genoemde
terrein van werknemersparticipatie vrij
wel nooit in de democratiseringsdiscus-
sies genoemd wordt. Daarin is wel aan
dacht voor overleg over grote beleids
voornemens als fusies, sluitingen e.d.
maar over de wenselijkheid van een re
gelmatige confrontatie met een beleids
visie of -plan wordt nauwelijks iets ver
nomen. En juist daardoor, aldus de heer
Mertens, wordt de betrokkenheid van
de werknemers verhoogd en hun ver
antwoordelijkheid vergroot.
Overigens staat de heer Mertens ook
positief tegenover een formele regeling
van de inspraak. De coöperaties kunnen
geen uitzondering blijven op de struc
tuurwetgeving die voor (grote) nv's en
bv's geldt, al moeten we wel de eigen
aard van de coöperatie goed in het oog
houden. Dit laatste maakt de zaak onge
twijfeld gecompliceerd, maar de heer
Mertens opperde toch de gedachte of
niet - zelfs los van een wetgeving - ook
de coöperaties hun werknemers moeten
gaan betrekken bij de verkiezing van le
den van de Raad van Toezicht. Net zoals
de leden door hun belangen door de
coöperatie te laten behartigen 'meer
mens' geworden zijn, zo dienen de
coöperaties er thans ook voor te zorgen
dat de medewerkers als bedrijfsgenoten
'meer mens' kunnen worden. Dat is
voor de heer Mertens als het ware een
nieuwe dimensie, die hij thans in de
doelstelling van de coöperatie ziet ont
staan. Een dimensie, die wij ook reeds
RHB (1)-GROTE GROEI
In 1975 schreven we in deze kolommen,
dat de Rabohypotheekbank NV - zojuist
ontstaan uit het samengaan van de
vroegere Boerenhypotheekbank en de
Raiffeisenhypotheekbank - nu het volle
leven intrad. We waren trots op deze
nieuwe dochter, die met een balansto
taal van f 1 970 miljoen en een hypothe-
kenportefeuille van f 1 780 miljoen met
een al bij haar geboorte een zeer flinke
verschijning onder de hypotheekbanken
was.
Thans, twee volle boekjaren later, blijkt
eerst recht hoe goed de RHB zich in dat
volle leven heeft weten te ontplooien.
Met name de mate, waarop zij in het af
gelopen jaar gegroeid is kan slechts in
de overtreffende trap worden beschre
ven; immers het balanstotaal van de
RHB groeide met 91 (vorig jaar 37)
tot f5 742 miljoen en het bedrag aan
uitstaande hypothecaire leningen werd
in 1977 bijna verdubbeld doordat het
steeg van f2 886 miljoen tot f5 444
miljoen. Voorwaar, een uitzonderlijke
ontwikkeling I Zij werd in de hand ge
werkt door de ruime kredietvraag vanuit
het midden- en kleinbedrijf (agrarisch
en niet-agrarisch) en door de onvermin
derde belangstelling voor eigen woning-
bezit, welke voor onze banken mede on
der invloed van de directe kredietbeper
king van De Nederlandsche Bank de
aanleiding waren onze RHB met aanvra
gen om hypothecaire leningen te over
stromen.
Daar de groei rechtstreeks verband
houdt met het bedrag, f2 907 (vorig
jaar f 1 023) miljoen, dat aan nieuwe le
ningen is verstrekt - waar tegenover in
1977 stond een bedrag van f349 mil
joen aan ontvangen aflossingen op be
staande leningen - is de RHB veel ster
ker dan vroeger actief geweest op de
openbare pandbriefmarkt. Aan pand
brieven werd f448 (vorig jaar 137) mil
joen geplaatst, in emissies waarvoor
beursnotering verkregen werd. Ook het
belang van de pandbriefhouders kreeg
veel aandacht en door extra maatrege
len werd de verhandelbaarheid ter beur
ze van Amsterdam vergroot. Natuurlijk
was het beroep dat de RHB op de on
derhandse kapitaalmarkt deed, zeer om
vangrijk. Met steun van de Centrale
Bank, ondermeer als garant voor de vol
doening van rente en aflossing, werd
f2 459 (vorig jaar 331) miljoen aan on
derhandse leningen aangetrokken.
De RHB heeft bij haar ontstaan twee ta
ken meegekregen: de eerste was onze
banken terzijde te staan bij hun finan-