mische overwegingen pleiten er zelfs
Zeker bij een stringente quotering in de
kottervisserij
steld met de visserijproblematiek zal
echter duidelijk zijn dat de visserijdruk
op een aantal belangrijke vissoorten van
jaar op jaar is toegenomen. Het is dan
ook weinig opportuun om te twijfelen
aan de basis van de gegevens en advie
zen die de visserijbiologen hierover heb
ben verstrekt. Daarnaast dient men zich
te realiseren dat de quotering niet in alle
gevallen geheel berust op biologische
motieven. Internationaal is het inzicht
gegroeid dat in potentie alle commer
cieel aantrekkelijke vissoorten worden
bedreigd met overbevissing bij een on
gebreidelde uitbreiding van de wereld-
vloot; daarom zijn ook niet-overbeviste
s.oorten gequoteerd.
De mate van overbevissing varieert voor
de verschillende vissoorten. Tong be
vindt zich volgens bioloog De Veen3) in
een toestand van zware overbevissing.
De stand ervan is dermate klein dat de
kans op een zeer sterke jaarklas ver
kleind is. Na 1970 is er slechts één goe
de jaarklastong opgetreden: die van
1973. In dit beeld blijkt de jaarklas 1975
die najaar 1977 in de vangst is geko
men, van normale sterkte te zijn.
Biologen stellen dat de scholstand bij
het huidige (in de praktijk nagenoeg
vrije) exploitatiepatroon optimaal wordt
bevist. Voor schol is dus geen sprake
van overbevissing. Het is dan ook niet
op biologische gronden dat het Neder
landse scholquotum zoveel lager moet
zijn dan de 50 000 ton die in de afge
lopen jaren gevangen is. Visserij-econo-
sterk voor om met een royaler schol
quotum ruimte te bieden voor het lage
tongquotum. Visserijpolitieke factoren
hebben echter in het nadeel van de Ne
derlandse visserij gewerkt bij de EG,
maar ook voorheen al bij de NEAFC-on-
derhandelingen.
Weinig perspectief voor de kleine
zeevisserij?
Vanuit de bedrijfstak wordt uiting gege
ven aan de vrees dat bij het afdwingen
van de quota door de overheid, de kot
tervisserij weinig toekomst meer heeft.
Er bestaat op dit moment onzekerheid
omtrent overheids- en/of EG-maatrege-
len die een financiële tegemoetkoming
kunnen vormen voor de verdere terug
gang van met name het tongquotum.
Rekening houdend met de huidige quo
ta ziet het ernaar uit dat de kleine zee
visserij in zijn geheel in 1978 een bedui
dend bedrijfseconomisch verlies zal lij
den.
In dit verband is het van betekenis dat
de vlootomvang als gevolg van de sane
ringsmaatregelen aanmerkelijk is be
perkt. Ten opzichte van 1975 was het
aantal schepen aan het eind van 1977
met een 120-tal gedaald (een daling van
460 naar 340 schepen). Daarbij is het
totaalmotorvermogen van de vloot weer
op peil gekomen van eind 1973
(293 000 pk).
Deze vangstcapaciteit is nog wel wat te
hoog in verhouding tot de huidige quo
ta. Of een verdere sanering gewenst is,
houdt mede verband met toekomstige
verruiming van de quota.
Gezien het te verwachten verlies over
1978, bij het 'hard' worden van de (lage
re) quota vraagt het georganiseerde be
drijfsleven een financiële tegemoetko
ming van overheids- en/of EG-zijde. De
EG-voorstellen houden o.a. ook structu
rele hulp in: een stilligpremie van 8%
van de bouwkosten van het schip en te
gemoetkomingen bij overschakeling op
andere visserijen op minder benutte vis
soorten. De EG-stilligpremie is helaas
niet erg passend voor de Nederlandse
kottervissers. Voorwaarde hierbij is o.a.
namelijk dat het schip tenminste 90 da
gen per jaar voor de wal ligt. Een be
langrijk bezwaar is dan dat de opvaren
den van het schip de visserij vermoede
lijk de rug toe keren.
Het zou gunstig zijn voor de Nederland
se kottervissers wanneer de EG-stillig-
vergoeding, die voor de helft voor reke
ning van de nationale overheid komt,
meer aangepast zou worden aan de om
standigheden in hun bedrijfstak. Ver
wacht kan worden dat een dergelijke
stilligvergoeding niet jaren achtereen
behoeft te duren.
aanvang, zoals nu het geval is, valt het
immers te verwachten dat in betrekke
lijk korte tijd de quota ruimer kunnen
worden. Bovendien biedt een regulering
van de visserij nieuwe perspectieven op
middellange termijn voor de kottervis
serij, uitgaande van een economisch be
heer van de quota.
Betere perspectieven op middellan
ge termijn bij regulering van de vis
serij
Maatregelen om de visvangsten te quo
teren kunnen de indruk wekken nood
maatregelen te zijn, bedoeld om een be
dreigde visstand te beschermen. In feite
zijn deze maatregelen inderdaad uit
nood geboren. Het valt echter te ver
wachten dat een dergelijke regulering
van de visserij van blijvende aard zal
zijn. Daarbij kan dan gesteld worden dat
van de nood een deugd gemaakt wordt.
Niet alleen op biologische gronden doch
ook vanuit visserij-economische over
wegingen op langere termijn kan quote
ring van visvangsten positief beoordeeld
worden. Hoewel visserij-economische
overwegingen kunnen pleiten voor een
ander beheersbeleid, bijvoorbeeld voor
hogere quota, dan biologische uitgangs
punten.
Het verleden leert dat in een situatie
van een vrije visserij steeds de neiging
tot het ontstaan van overcapaciteit van
de vloot ten opzichte van de visstand
aanwezig is. In het bijzonder is deze nei
ging sterk wanneer de visserij goede be
drijfsresultaten oplevert. Die kan dan
aanleiding geven tot een sneeuwbal
werking bij het nemen van investerings
beslissingen. Bij een volledige vrije vis
serij kunnen de visgronden gezien wor
den als gemeenschappelijk bezit, te ver
gelijken met de vroegere 'gemene wei
de'. Voorlopers bij het investeren gaan
als het ware een groter gedeelte van
deze gemeenschappelijke visgronden in
bezit nemen. Anderen kunnen zich daar
door bedreigd voelen en bij hen kan dan
een sterke drang ontstaan om de inves
teringsbeslissingen van de voorlopers
na te volgen. Op deze manier kan een
kettingreactie van investeringsbeslissin
gen ontstaan, waarbij ook hoge winsten
van de voorlopers dit mechanisme in
belangrijke mate mede op gang bren
gen. In het recente verleden werd aan
de beslissing tot investeren nog een ex
tra impuls gegeven door fiscale facilitei
ten.
Uit visserij-economisch gezichtspunt
bezien komt overbevissing neer op
overinvestering. Bezien vanuit dit ge
zichtspunt worden door een blijvend
stelsel van reguleringsmaatregelen be
tere voorwaarden geschapen om de
vangstcapaciteit af te stemmen op de
visstand. Daarbij zijn verschillende soor
ten maatregelen denkbaar zoals: het in
stellen van gesloten tijden of van geslo
ten gebieden, vergroting van de maas
wijdte, het beperken van het aantal reis
dagen, het vaststellen van quota s enz.
Quoteringsmaatregelen en met name
de individuele toewijzing van de quota
hebben in dit verband het voordeel dat
een goede beoordeling mogelijk is van
het wel of niet verantwoord zijn van een
investeringsbeslissing. Bezien vanuit fi
nancieringsoogpunt kan hier nog aan
toegevoegd worden dat de risico's op
lange termijn minder zijn dan bij een
vrije visserij. Een individueel quotum
geeft als het ware recht op een stukje
van de visgrond en dit recht kan niet
ontnomen worden door anderen uit de
bedrijfstak of door nieuwe toetreders tot
de bedrijfstak.
Verstandige bedrijfsvoering
Een bekend gezegde in de bedrijfstak
luidt: 'Als er in de visserij ergens een
deur dicht gaat, gaat er ergens anders
wel weer een raam open'. De deur van
de volledige vrije visserij gaat steeds
verder dicht; kottervissers komen dan in
de verleiding om door middel van recht
streekse verkopen aan de handel een
raam te openen. Er kunnen echter ook
nog andere ramen opengaan als de deur
van de vrije visserij vergrendeld is: de
kottervisserij kan dan nog meer lucht