£1 -V «iv-v en Bosbouw een gemeenschappelijke visserijbeleid te komen. Voor een groot deel werd hiermee bij de buitenwacht ten onrech te de indruk gewekt dat nog vele onze kerheden het voortbestaan van de ge hele Nederlandse kleine zeevloot in ge vaar brengen. De grootste dwarsliggers bij de gevoer de onderhandelingen waren, althans in continentale ogen, de Engelsen en aan vankelijk ook de leren. De laatste zijn in middels door de knieën gegaan voor de aanlokkelijke vangstquota die ze toebe deeld kregen, maar de Britse minister Silkin bleef volharden in zijn 'no' tegen de voorstellen van de Europese Com missie. Het Britse uitgangspunt bij de W. P. Davidse medewerker afdeling Visserij van het LEI onderhandelingen is steeds geweest: wij brengen 60 van de EG-visrijkdom- men in en bij het tot stand komen van een gemeenschappelijk beleid moet hieraan recht gedaan worden. Het liefst door exclusieve zones voor de Britse vissers. Aan de hoge Britse eisen liggen vooral ten grondslag de verliezen die de Britse visserij in wateren van derde landen ge leden heeft. Echter niet alleen de Britse vissers zagen visgronden verloren gaan door het afkondigen van 200-mijls- zones door bepaalde landen. Ook voor de Duitse verrevisserij zijn de vangst mogelijkheden in wateren van derde landen ernstig beknot. Het tot stand brengen van een gemeen schappelijk EG-akkoord voor de verde ling van de vangstrechten is een ge compliceerde zaak. De belangen van de verschillende landen lopen nogal uiteen: Denemarken heeft zijn vismeelindustrie, Engeland en Duitsland hebben een in drukwekkende visverwerkende industrie die gebaseerd was op vangsten in IJs landse, Noorse en Arctische wateren en Nederland is gespecialiseerd op fijnere vissoorten. Een extra moeilijkheid is het overleg met derde landen. Noorwegen en Rusland haalden in het verleden aan zienlijke vangsten uit de EG-wateren. Men kon met deze landen geen defini tieve afspraken maken zolang de interne EG-verdeling niet is geregeld. Dit had dan weer repercussies voor de vangst mogelijkheden van EG-vissers in de Noorse en Russische (Witte Zee) 200- mijlszones. Hiermee is dan de cirkel rond en wordt eveneens duidelijk voor welke visserijgebieden het 'no' van Sil kin de belangrijkste consequenties zal hebben. In tegenstelling tot de haringvisserij is de kleine zeevisserij niet erg aangewe zen op de Engelse-Schotse visserijzone. Op het kaartje valt te zien, dat een be langrijk gedeelte van de tong (47 96) ge vangen wordt in de Nederlandse econo mische zone1). Uit de Engels-Ierse 50- mijlsgrens haalden de Nederlandse kot- tervissers 12,5% van hun tongvang sten. De resterende 40,5 van de tong- aanvoer kwam uit de zones van West- Duitsland, Denemarken, België en Frankrijk. De verspreiding van de scholvangsten over de verschillende zones geeft onge veer hetzelfde beeld te zien. Uit de ei gen economische zone haalden we 49 van de scholaanvoer, uit voorna melijk de Duits-Deense zone 43,5 ter wijl ten slotte de Engelse 50-mijlszone 7 bijdroeg aan onze totale scholaan voer. Uit deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de kleine zeevisserij minder te duchten heeft van vangstbeperkende maatregelen die eenzijdig door Groot- Brittannië zouden kunnen worden afge kondigd dan de grote zeevisserij. Ook een gedeeltelijk of geheel Brits verbod voor de boomkorvisserij in hun 200- mijlszone moet in dit licht worden ge zien. De belangrijkste conclusie voor de klei ne zeevisserij na anderhalf jaar onder handelen is dat de quota voor tong en schol lijken te worden vastgesteld op een niveau dat vergelijkbaar is met de vroegere NEAFC-quota2) (ook al zijn de tongquota om biologische redenen tij delijk nog verlaagd). En ondanks alle verwarrende persberichten lijkt dit toch nog een redelijk zekere basis voor de bedrijfsvoering en planning in de ko mende jaren. De biologische noodzaak van quo tering Van verschillende zijden wordt de nood zaak van de quotering nog regelmatig in twijfel getrokken. Uiteraard gebeurt dit het meest door de vissers zelf op mo menten dat hun vangsten enkele weken bijzonder goed zijn geweest. Enkele ge hoorde uitspraken: 'je vaart tegen een muur van kabeljauw', 'je slaat je schroefbladen stuk op de tong' en 'er is zoveel vis dat de scheepvaart er hinder van heeft'. De lezer die zich de laatste jaren regelmatig op de hoogte heeft ge- V Deze kaart en de overige gegevens over de verspreiding van de vangsten over de EURO-Zee zijn ontleend aan het artikel van J. A. M. van Sluisveld en J. F. de Veen in "Visserijnovember 1977. 2) NEAFC is de Engelse afkorting voor: Noord-Oost A tlantische Visserij Conven tie. Gemiddelde Nederlandse jaaraanlandingen per statistisch kwadrant van tong (1972-1975). Een belangrijk deel wordt in de Nederlandse economische zone gevangen, maar ook een belangrijk deel in de Duitse en Deense zones. r-iS' De oppervlakte van de cirkels op de kaartjes is evenredig met de totale vangst in dat gebied. /vl

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 31