V ter Albeda de mogelijke betekenis van de horizontale PBO nog eens wordt onderstreept. Coördinatie Het grootste horizontale PBO-lichaam, het Landbouw schap, komt er op het ogenblik in de discussie nog het best af. In het rapport van de werkgroep-Meulenberg wordt nog eens de verklaring van de organisaties, die samen de bestuursleden aanwijzen, in herinnering ge roepen, waarbij zij besloten de onderlinge samenwer king op een breed terrein via het Landbouwschap te la ten lopen. Het rijk geschakeerde organisatiepatroon van de Nederlandse land- en tuinbouw kreeg daardoor een forum voor coördinatie dat ook de toegenomen taak van belangenbehartiging in de Europese Gemeen schap helpt verrichten. De mogelijkheden van deze sa menwerking werden vooral benut door de samenwer kende organisaties van ondernemers. De toegenomen belangstelling voor de effectiviteit van de PBO van de kant van de werknemers, zal naar het zich laat aanzien betekenen dat ook zij zich intensiever met deze coördi natie gaan bezighouden. Een aanwijzing daarvoor is dat de voorzitter van de Voedingsbonden FNV, de heer Cees Schelling, nu in het bestuur van het Landbouw schap heeft zitting genomen. Voordat echter het gehe le bestel van de PBO aan de eisen van de tijd is aange past zal er nog wel een aantal rapporten worden ge schreven. Buiten hing een vreemde schemering en naar boven kijkend ontdekte ik onmiddellijk de oorzaak. Een enor me broadsheet over de publiciteitscampagne voor Raboleverworst dobberde op enkele meters hoogte bo ven het plein. Ik vond dat niet gek, maar werd wel wat onrustig toen twee in hoge, zwarte dameslaarzen ge klede boerenknechts, herkenbaar aan hun op de rug gebonden mestvorken, achter mij de kleine kluis naar buiten sjouwden. Binnen was niemand; de kluisdeuren waren van oranje lampekappenzijde en op de bureaus lagen eindeloze rijen potloden in het gelid. Het licht flakkerde en ik zag dat de neonbuizen waren vervangen door olielampen. Op straat was lawaai en toen ik naar het raam liep om te kijken bleken de gordijnen vervangen door enorme, krakende bankbiljetten van honderdachtenzeventig gulden. Beslist valse, dat zag ik aan het ontbreken van het watermerk en het TV-beeldje. Het geluid buiten werd sterker. Een tierende menigte trok op naar de voordeur, allemaal een spaarboekje in de hand. Ik hoorde roepen, geld terug, mijn goeie geld hier. Voorop Hepen de leden van bestuur en raad van toe zicht. Ze hadden opgewonden gezichten en zwaaiden dreigend naar me met de jaarstukken over 1965 en bliezen op rode toeters. Gelukkig begonnen de kleine steentjes van het plein te golven en de massa verdween. Het laatste wat ik zag waren de handen, die tussen de stenen bleven zwaaien met de boekjes. Hierna werd alles weer normaal. Ik liep naar mijn ka mer en ging aan het werk. Ik kon de zinnen die ik neer schreef niet lezen en er kwam een gevoel van diepe el lendige machteloosheid over me. Gelukkig was er be zoek gekomen. De kamer stond vol met vriendelijk lachende adviseurs van het districtskantoor. De handen vol potloden. Bijna de volledige bezetting van de accountantsdienst was er ook. Ze hingen op tafels en- stoelen en twee mij persoonlijk bekende hoofdinspec teurs zaten met bungelende benen boven op de boe kenkast. Een knipoogde naar me en verstarde toen. De rest zong met trillerige piepstemmen op de wijs van onze Rabobankjingle een tekst, die ik verstond als 'we willen de boeken zien, we willen de boeken zien'. Er was nu ook een lessenaar in de kamer verschenen en de voorzitter van de hoofddirectie sprak me toe, de bril op het voorhoofd. Hij was aardig, maar zijn Itali aans begreep ik niet. Bovendien bonkte er buiten iets tegen het raam. De broadsheet van publiciteit was naar beneden gekomen en kantelde langzaam tegen de zijmuur van de bank. Er vlogen donkere vogels om heen. Binnen regende het zachtjes kleine miniatuur- structuurrapporten. Als ze de grond raakten sprongen ze kwakend weg en verstopten zich in het slootje dat langs mijn bureau stroomde. De beide hoofdinspec teurs waren nu wazige mevrouwen, die met groene pa raplu's naar me sloegen. De drie voorzitters van de hoofddirectie waren kwaad op me, ik zag dat aan de manier waarop ze me toeriepen dat ze melk dronken en bij hun U Ook? priemden hun wijsvingers in mijn richting. Aan mijn voeten rinkelden oude zilveren rijks daalders over de grond en het begon nu echt te rege nen. Ik werd bang en voelde me alleen Met een schok werd ik wakker. Het waterglas op het nachtkastje lag omver en het water droop zachtjes op mijn kussen. De nachtmerrie was voorbij, totdat de volgende koortsdommel haar weer zou oproepen. Ik ben een slachtoffer van Victoria, maar ze krijgt me er niet onder. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 29