landbouwcommentaar ma en een recente aanvraag van zijn opvolger, de heer Albeda. Alleen landbouw In het rapport dat een werkgroep onder voorzitter schap van prof. Meulenberg, ingesteld door de drie Centrale Landbouworganisaties en de Nationale Coöperatieve Raad werd uitgebracht, is onder meer een bondig overzicht gegeven van de ontstaansge schiedenis van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisa tie. Het begon allemaal in de dertiger jaren met een aanvulling op de Grondwet maar het werd pas realiteit met de aanvaarding van de wet op de PBO in 1950. Het was de bedoeling van de PBO om de uitvoering van het sociaal economisch beleid te decentraliseren, en de organisaties van beroep en bedrijf er gedeeltelijk medeverantwoordelijkheid voor te laten dragen. Alleen in de land- en tuinbouw is dit zodanig aangeslagen dat er nu nog een respectabel aantal instellingen van be staat. De oorzaak hiervan moet gezocht worden bij hetgeen zich afspeelde voordat er van PBO sprake was. Er bestond reeds een vrij vergaand ingrijpen van de overheid in de markten voor land- en tuinbouw toen dat bij andere sectoren nog niet aan de orde was. Er groeide ook een samenwerking tussen landbouworga nisaties en vakbonden, welke samenwerking door de overheid werd gestimuleerd. Het inschakelen van de organisaties werd door de regering reeds vroeg gezien als een middel om het beleid op de praktijk af te stem men en er zoveel mogelijk aanvaardbare vormen voor te vinden. Het was een poging tot een 'overlegecono mie' voordat men het woord kende, met uitzondering uiteraard van de oorlogsperiode toen de dwangecono- mie hoogtij vierde. Belangrijk voor het aanslaan van de PBO in de agrari sche bedrijfstak, is het feit dat handel en verwerking in handen zijn van een betrekkelijk groot aantal bedrijven. Het voordeel van onderlinge samenwerking was daar door duidelijker dan in andere bedrijfstakken, waar gro tere bedrijfsconcentraties zijn. Ten slotte moet hierbij ook genoemd worden de afhankelijkheid van de ex port; het optreden ten opzichte van het buitenland was een gemeenschappelijk belang dat door een samen werking in een met wettelijke middelen toegeruste PBO alleen maar beter kon worden behartigd. Dit laat ste heeft vooral de produktschappen in andere landen de naam bezorgd van een steunmechanisme waaraan ons land zijn exportpositie te danken zou hebben. Uitgehold Zoals in het rapport van de werkgroep-Meulenberg nog eens wordt onderstreept, heeft de komst van de Europese Gemeenschap de eigenlijke taak van de Pro duktschappen voor een deel uitgehold. De regelingen voor de markt konden niet meer in het Bestuur van het Produktschap uitgedacht worden maar werden kant en klaar vanuit Brussel geleverd. De Produktschappen werden door de Nederlandse overheid gevraagd de EG- regelingen toe te passen, uiteraard zonder dat de bepa lingen daarvan konden worden gewijzigd. De kosten van dit delegeren door de overheid werden niet ten las te gelegd aan het bedrijfsleven, maar konden worden gedeclareerd. Dat gold ook voor salariskosten van het bij de Produktschappen aangestelde personeel, die in enkele gevallen voor 50 tot 60 procent door de over heid worden gedekt. Reeds in de beginjaren van de Europese Gemeen schappen gingen stemmen op om de Produktschappen met het oog op de beperking van hun taak aan de nieu we situatie aan te passen. Er werd gesproken over een combinatie van werkzaamheden, hetgeen vooral in het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten werd gerealiseerd, en over fusies, waar het benoemen van één voorzitter voor de Produktschappen voor Sierge wassen en voor Groenten en Fruit een inleiding voor kan zijn. Inmiddels heeft zich een nieuw onderdeel van overheidsbeleid aangekondigd waarbij de Produkt schappen een rol kunnen spelen. Het gaat om het structuurbeleid voor de gehele bedrijfstak. Meso In de nota over de selectieve groei welke het vorige ka binet publiceerde wordt een meer systematische aan pak aangekondigd dan bij de incidentele hulp bij drei gende sluiting van bedrijven het geval is. Daarbij richt men zich op het gebied dat ligt tussen de algemene beleidsdoeleinden op macro-economisch terrein en de micro-economische activiteit naar de individuele be drijven. Tussen micro en macro ligt het terrein van de bedrijfstakken dat door de spraakmakers van het beleid het meso-niveau is gedoopt. Om moeilijkheden in bedrijfstakken te helpen oplossen en beloftevolle activiteiten te stimuleren, zal voor het ontwikkelen van een systematische aanpak een stelsel van consultatie, overleg en informatie worden opgezet. In een publikatie van het Ministerie van Economische Zaken waarin de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt verkend, wordt gesteld dat de PBO een belang rijker rol zou kunnen spelen in het kader van de intensi vering van het sectorbeleid. Ook in het rapport van de werkgroep-Meulenberg wordt als toekomstige taak van de Produktschappen genoemd ht ontwikkelen van middeiiange termijnvisies en het ontwerpen van een beleid voor de bedrijfstak. Uiteindelijk de Minister van Landbouw Naast het overleg dat in de besturen en de commissies van de Produktschappen plaatsvindt, is het vooral de gespecialiseerde kennis van de secretariaten die het moeilijk maakt de Produktschappen bij de uitvoering van het bestaande en het eventuele nieuwe beleid voor de agrarische bedrijfstak weg te denken. Wil er aan de zeggenschap, die door de EG sterk is beperkt, een uit breiding worden gegeven dan zal dat alleen kunnen gebeuren op grond van een overheidsbeleid dat verder gaat dan tot nog toe het geval is. Dat zou bijvoorbeeld reeds kunnen gebeuren bij het in vullen van de programma's voor de marktstructuur, die door de EG als voorwaarde worden gesteld voor het verkrijgen van de EG-subsidie voor de agri-business. In de belangstelling voor deze programma's staan de Pro duktschappen echter niet alleen. Ook de horizontale bedrijfschappen en de afzonderlijke organisaties van industrie en handel zullen hun ideeën ter tafel brengen bij degeen die uiteindelijk de beslissing neemt, name lijk de centrale overheid in de persoon van de Minister van Landbouw. De belangstelling van de vakbonden voor het beleid over de investeringen van individuele ondernemingen ligt in hetzelfde vlak als hetgeen met de zogenaamde apo's, de arbeidsplaatsenovereenkomsten, wordt na gestreefd. Dit laat zich het best realiseren op het hori zontale vlak van bedrijven met eenzelfde functie in de bedrijfskolom, waarvoor in vele gevallen ook reeds col lectieve arbeidsovereenkomsten gelden. Voor deze vorm van overleg komt het Produktschap als overleg orgaan minder in aanmerking. Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat in de adviesaanvrage van Minis-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 28