aangegeven ontwikkeling van de mede werkers van onze coöperaties tot echte bedrijfsgenoten. Dit is trouwens het doortrekken van een lijn, waarmede reeds begonnen is. We denken dan allereerst aan de structuur wetgeving voor de grote nv en bv en de Wet op de Ondernemingsraden. Maar ook aan overleg op en tussen diverse ni veaus, zoals dat in toenemende mate in de ondernemingen in de vorm van werkoverleg plaatsheeft. Het is vooral in deze laatste sfeer dat de ontwikkeling tot bedrijfsgenoten zich in eerste instantie zal dienen te voltrekken. In concreto houdt dit dan voor de mede werkers in meer overleg, meer inscha keling bij beleidsvoorbereiding en -uit voering, een grotere delegatie van be voegdheden en een grotere eigen ver antwoordelijkheid. Het is naar mijn overtuiging een vorm van bedrijfsdemocratie die onze mede werkers nodig hebben en die hen aan spreekt. Ook onze coöperaties worden groter en onoverzichtelijker. Daardoor dreigt het gevaar van bureaucratie, van te vage voorbereidingsprocedures en van te lange beslislijnen. Er ontstaat een voor de medewerkers niet meer over zienbare bedrijfssituatie. De medewerkers willen terug naar kleinschalige herkenbare werksituaties, waarbij zij zoveel mogelijk een eigen in breng hebben en een eigen verantwoor delijkheid dragen. Niet alleen is dit een kwestie van het opzetten van aangepas te organisatiestructuren en werkproce dures, doch vooral ook van een te wij zigen bedrijfsmentaliteit. Zo trof mij onlangs een beleidsombui ging bij een grote Amerikaanse bank, omdat daar werd vastgesteld dat door de grote groei van de bank deze te on persoonlijk was geworden voor cliënten en intern ten opzichte van de medewer kers teveel was verambtelijkt. Als reme die hiertegen werd overgegaan tot meer decentralisatie, meer delegatie van be voegdheden en grotere individuele ver antwoordelijkheden. Zowel de noodza kelijke structuuraanpassingen als de te wijzigen bedrijfsmentaliteit kwamen in de presentatie van dit nieuwe beleid aan de medewerkers aan de orde. Vooral voor grotere bedrijven geldt dat ingrijpende reorganisaties, automatise ringsontwikkelingen en commerciële projecten niet meer zonder een partici- patierol van de medewerkers kunnen plaats hebben. Het is eigenlijk opvallend dat men geneigd is dit soort zaken te veel vanuit één kant te bezien. Of men ziet deze ontwikkelingen éénzijdig van uit de sociale hoek als 'leuke dingen voor de medewerkers' of men denkt hiermede te zeer uitsluitend een zakelijk doel te bereiken in die zin dat door mid del van grotere betrokkenheid en werk- interesse van de medewerkers een grotere efficiency en dus produktiviteit voor de onderneming worden bereikt. Het is echter zo dat het sociale uit gangspunt en het doelmatigheidsuit gangspunt elkaar over en weer beïn vloeden en complementeren. Maat schappelijk en economisch gezien vor men het twee evenwaardige doelstellin gen die tegelijkertijd moeten worden nagestreefd en die elkaar over en weer nodig hebben om tot effect te leiden. Tot positief effect én voor het het bedrijf én voor de medewerkers. Wat kunnen we doen? Nu gaan wij terug naar de titel van dit verhaal. Want het is interessant om te bezien wat wij kunnen doen om onze Rabobankmedewerkers meer tot be drijfsgenoten en meedenkers te maken. Wat in dit opzicht mogelijk is wordt hieronder eerst samengevat en vervol gens per onderdeel toegelicht. Allereerst wordt bepleit om nader te gaan bezien op welke aan de coöperatie aangepaste wijze het werknemersele ment een plaats kan krijgen in de forme le structuur van onze coöperatieve ban ken. Vervolgens wordt het gewenst geoor deeld dat er een ondernemingsraad structuur tot stand komt die voor de to taliteit van de Rabobankorganisatie functioneert. Daarnaast zal een onder steuningsprogramma moeten worden opgesteld voor alle leidinggevende functionarissen binnen de Rabobankor ganisatie om hen in staat te stellen aan de hiervoor geschetste participatiege- I dachte samen met hun medewerkers inhoud te geven. Ten slotte wordt om te laten zien hoe participatie van de medewerkers bij een aangesloten bank gestalte kan krijgen, dit artikel afgesloten met een praktijk f voorbeeld, namelijk het project marke tingplanning zoals dat bij de Rabobank Nijmegen werd opgezet. Werknemerselement in de formele structuur Bij een pleidooi om na te gaan hoe het werknemerselement een plaats kan worden gegeven in onze formele struc tuur is men onwillekeurig geneigd direct een vergelijking te trekken met de struc- tuurwet voor de grote nv en bv. Het doel i van deze wet is onder meer om de werknemers via de Ondernemingsraad te betrekken bij de samenstelling van de verplichte raad van commissarissen, dat het orgaan in de nv is welke niet een bepaalde belangengroep is of represen teert, maar het college dat in zijn toe zichthoudende taak de belangen van alle bij de onderneming betrokken groe- J peringen (werknemers, leiding, kapitaal verschaffers) behartigt. De wet geeft aan de Ondernemingsraad evenals trouwens aan de algemene vergadering van aandeelhouders en het bestuur - het recht om personen voor benoeming tot commissaris aan te be velen. Ook kan de Ondernemingsraad bezwaar aantekenen tegen de kandi daat welke de raad van commissarissen naar voren brengt. Bij de totstandkoming van de Structuur wet wenste men echter de coöperatie daar niet onder te brengen, omdat de verhoudingen bij de coöperatie anders liggen dan bij de naamloze vennoot schap. De positie van de aandeelhouder bij de nv is immers duidelijk verschillend van die van het lid bij de coöperatie. Wijziging van de Structuurwet is de laatste tijd in discussie en daarbij komt natuurlijk ook weer de vraag naar voren of de grote coöperatie niet toch op de een of andere wijze bij een dergelijke wijziging zou moeten worden betrok ken. Dit is zeker reden om hierover bin nen onze coöperatieve wereld nu ern stig te gaan nadenken. De uitgangspunten van de Structuurwet doortrekkend naar de coöperatieve on derneming zou bijvoorbeeld de werkne mersinvloed niet tot stand mogen ko men in organen die met specifiek be stuurlijke bevoegdheden zijn bekleed. Dit betekent dat wat de coöperatie be treft voor werknemersinvloed moet worden gedacht aan de raad van toe zicht als toezichthoudend orgaan. Voor de benoeming van leden van de raad van toezicht zou dan een aanbeve- lingsrecht aan de ondernemingsraad kunnen worden gegeven. Realisering van deze gedachte zou zeer wel tot de mogelijkheden kunnen behoren. Ondernemingsraadstructuur voor de gehele Rabobankorganisatie Binnen onze organisatie functioneren nog slechts weinig ondernemingsraden. Dat komt omdat de wet de verplichting hiertoe heeft beperkt tot ondernemin gen met 100 werknemers of meer. Dit betekent dat er naast de Centrale Bank thans 12 grote aangesloten banken on der de Wet op de Ondernemingsraden vallen. Ondernemingen met minder dan 100 werknemers kunnen echter wel op vrij willige basis ondernemingsraden in het leven roepen. Dit gebeurt dan ook in de praktijk. Ook sommige Rabobanken met minder dan 100 werknemers overwe gen hiertoe over te gaan. Gezien de ge- dachtenontwikkelingen op dit punt mag trouwens voor de toekomst verwacht worden dat de grens in de wet zal wor den verlaagd. Bij verlaging tot 50 werknemers zullen ongeveer 60 Rabobanken een onderne mingsraad moeten krijgen en bij verla ging tot 25 werknemers ongeveer 200 Rabobanken. Hoe dan ook, er zullen steeds meer on dernemingsraden binnen onze organisa-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 25