burgemeester en wethouders geen re
den bestaat dat voor gevaar, schade of
ernstige hinder te vrezen valt, wordt de
vergunning verleend.
Is die vrees er wel dan hebben burge
meester en wethouders nog verschillen
de mogelijkheden om de aanvrager toch
tegemoet te komen. Zij kunnen voor
waarden aan de vergunning verbinden
(bijvoorbeeld het nemen van bepaalde
maatregelen) of de vergunning voor een
bepaalde tijd (ten hoogste 10 jaren) ge
ven. Dit laatste kan van pas komen als
de houder van de inrichting toch van
plan is er binnen een bepaalde tijd mee
op te houden, dan wel experimenteert
met maatregelen om de hinder tegen te
gaan.
Het is overigens begrijpelijk, dat burge
meester en wethouders, zelfs als zij van
deskundige zijde advies krijgen, niet al
tijd vooruit kunnen weten wat de gevol
gen van een inrichting, bijvoorbeeld van
een chemische fabriek, voor de omge
ving zijn. Daarom geven zij wel eens
toestemming om, op proef, van start te
gaan. Gaat alles goed, dan wordt de
vergunning na verloop van tijd gegeven.
Dat dit niet altijd zonder risico is bewijst
wel het geval van Marbon in Amster
dam waar een ontploffing plaats vond
op de dag dat de vergunning werd ver
leend
De vergunning wordt in de regel voor
onbepaalde tijd verleend en zij geldt zo
wel voor de verzoeker als zijn rechtver
krijgenden, zoals degenen aan wie hij de
inrichting overdraagt. Meestal worden
aan de vergunning allerlei voorwaarden
verbonden die op straffe van verval van
de vergunning nagekomen moeten wor
den. Burgemeester en wethouders kun
nen ook nieuwe voorwaarden opleggen
of reeds voorwaarden wijzigigen, als de
ondervinding aantoont dat zulks nood
zakelijk is. Dit kan betekenen dat bedrij
ven die een vergunning hebben, alsnog
voor hoge en soms onoverkomelijke
kosten komen te staan, als zij aan nieu
we voorwaarden moeten voldoen, kos
ten die zij nergens kunnen verhalen om
dat de hinderwet geen vergoeding kent
voor op grond van deze wet gedupeer
den.
Vooral voor intensieve veehouderijbe
drijven die bijvoorbeeld ten gevolge van
uitbreiding van woonkernen te dicht bij
deze woonkernen zijn komen te liggen
hebben het opleggen van nieuwe voor
waarden soms als erg onbillijk moeten
ervaren.
De vergunning wordt verleend op basis
van de gegevens en de tekeningen die
bij de aanvrage worden ingediend. Voor
uitbreidingen of veranderingen die" na
het verlenen van de vergunning worden
aangebracht is opnieuw een vergunning
nodig.
De hinderwet sluit hier niet goed aan bij
de praktijk, omdat veel bedrijven door
de snelle ontwikkelingen in de maat
schappij en techniek frequent tot aan-
passing worden gedwongen, terwijl het
niet doenlijk is voor elke verandering
een vergunning te vragen. Men volstaat j
daarom in de praktijk met eens in de I
paar jaren een algehele nieuwe vergun
ning aan te vragen, waarin alle verande-
l ringen zijn verwerkt. Dit betekent dat de j
gemeente in een aantal gevallen voor
voldongen feiten wordt gesteld en de
vergunning eigenlijk niet goed kan wei
geren voor wijzigigen die er al jaren zijn.
Hierbij komt ook nog als bezwaar naar
voren dat belanghebbenden, zoals om
wonenden, die op grond van de hinder
wet bezwaren kunnen indienen tegen
het geven van een vergunning, in feite
buiten spel worden gezet. Niet alleen
immers worden in de inrichting gedu
rende de loop der jaren veranderingen
aangebracht die hun belangen kunnen
j schaden zonder dat zij daarvan weet
hebben, maar ook zal een gemeente, als
ten slotte toch een vergunning wordt
aangevraagd voor de wijzigingen, aan
eventuele door belanghebbenden inge
brachte bezwaren niet altijd het volle
gewicht kunnen toekennen, omdat het
weigeren van de vergunning of het op-
j leggen van zware voorwaarden voor het
bedrijf zeer ingrijpende ernstige conse
quenties kan hebben, waarbij de werk-
gelegenheid niet zelden een rol speelt.
In dat geval zal de belanghebbende bur
ger in beroep moeten gaan bij de Kroon,
wat een jarenlange procedure kan bete
kenen. Misschien zou dit probleem op
I te lossen zijn met gemeentelijke veror
deningen, hinderverordeningen, zoals
men ook gemeentelijke bouwverorde
ningen kent, waarin met name ook het
toezicht op de naleving van de voor
schriften is geregeld. Maar anders dan
de woningwet doet, verplicht de hinder
wet de gemeenten niet tot het uitvaar
digen van dit soort verordeningen, zodat
i veel gemeenten, gezien ook de com
plexheid van de materie, er maar niet
aan beginnen.
Steeds in gedachten houden
l zelfs al is er een vergunning
Het al of niet hebben van een hinder-
wetvergunning kan in omstandigheden
een zwaarwegende factor zijn bij het
beoordelen van de kredietwaardigheid
van een bedrijf.
Maar, ook als het bedrijven betreft
waaraan wel een vergunning is ver
leend, is het niet onverstandig om na te
gaan of zich rondom deze bedrijven ont-
wikkelingen kunnen voordoen die de
gemeente tot het stellen van nadere be-
j lastende voorwaarden nopen, danwel of
i op kortere of langere termijn geplande
en noodzakelijke uitbreidingen wel voor
een vergunning in aanmerking komen.
Misschien doet een bedrijf er goed aan
zich tijdig elders te vestigen om belem
merende omstandigheden te ontwijken
en dure investeringen ter vermijding van
hinder of overlast te voorkomen, inves
teringen die in de woonkern wel maar
op het industrieterrein of in agrarisch
gebied niet noodzakelijk zijn.
Zelfs kan sluiting dreigen, zoals al eens
is gebeurd met een gloednieuwe fabriek
die niet aan de voorwaarden voor het
verkrijgen van een vergunning kon vol
doen waarbij men overigens vergeten
was tijdig deze vergunning aan te vra
gen.
Een duidelijk voorbeeld is in dit verband
het geval van de lijmfabriek te Dongen.
Dit bedrijf veroorzaakte ernstige over
last door stank en verontreiniging van
het riviertje de Donge en was tevens
een hinderpaal in de uitvoering van ste-
debouwkundige plannen geworden.
Handhaving van het bedrijf zou zeer
hoge investeringen hebben gekost om
de milieuhinder te beperken. Daarom
werd besloten het fabriekscomplex over
te plaatsen naar het industrieterrein.
Gelukkig kon er in dit geval voor worden
gezorgd dat deze overplaatsing met
overheidssteun kon geschieden, waarbij
het belang van de woningbouw een
grote rol heeft gespeeld. Gaat het alleen
om hinderwetplichtigheid, dan kan op
overheidssteun niet worden gerekend.
In dat geval zal men moeten kiezen tus
sen verhuizen op eigen kosten, dure in
vesteringen dan wel sluiting van het be
drijf, moeilijke beslissingen die mis
schien voorkomen hadden kunnen wor
den als men in een eerder stadium de
toekomst onder ogen had gezien.
Alles overziende kan de conclusie zijn
dat het zeer de moeite waard is om in
voorkomende gevallen na te gaan of
een inrichting valt binnen de werking
van de hinderwet waarbij advies van
deskunige zijde, gezien de technische
aspecten die vaak een belan;rijke rol
spelen, zeer aanbevelenswaard is. Bo
vendien loont het de moeite om, alvo
rens een vergunning te vragen en inves
teringen te doen, het oog op de toe
komst te richten en daarbij te letten op
mogelijke ontwikkelingen, zowel binnen
als buiten het bedrijf, bijvoorbeeld terza
ke van bestemmingsplannen, die pro
blemen op het terrein van de hinderwet
en het milieurecht in het algemeen kun
nen opleveren.
Voor het milieu schadelijke gevolgen en
de dreiging daarvan zullen steeds meer
kritisch bezien worden. Het hebben van
een hinderwetvergunning is dan geen
garantie voor het ongestoord kunnen
voortzetten van eenmaal aangevangen
activiteiten.