de hinderwet Het resultaat van een en ander is dat de van een nieuw winkelcentrum is on denkbaar zonder een krachtige winke liersvereniging. Wellicht het meest on voorwaardelijk geldt de eis tot samen spel als het gaat om behoud en reputa tie van bedreigde situaties. Zulke situa ties zijn er helaas vele. De beweeglijk heid van de consument en de wetten van de schaaleconomie maken de posi tie van het midden- en kleinbedrijf in honderden kleine dorpen weinig roos kleurig. De toch al vaak kleine draag vlak-bevolking eist enerzijds een goede lokale verzorging, maar besteedt ander zijds een groot deel van het budget bui ten de eigen woonplaats. kleine dorpswinkel in razend tempo af sterft. Momenteel zijn dorpen van 500 inwoners overwegend al ontwikkeld en bevinden dorpen met 1 000 a 1 500 in woners zich volop in de distributieve ge varenzone. Vele oudere stadsbuurten zijn er niet beter aan toe. De vooral met de mond beleden stadsvernieuwing heeft tot dusverre nog slechts geresul teerd in een geweldig bevolkingsverloop en een in grote nood verkerende distri butief apparaat. Vele duizenden zaken zullen de stadsvernieuwing volstrekt niet overleven. Hun kansen op herhuis vesting elders mogen niet hoog worden aangeslagen: er zijn geen alternatieve vestigingsplaatsen en de meeste onder nemers missen mentaal en materieel de mogelijkheden van een nieuwe start. In de stadskernen, waar in het alge meen nog een krachtig zakenbestand aanwezig is, liggen de problemen bij uit stek in de verkeersafwikkeling. Voor stadsvernieuwingsbuurten en stadsker nen beide geldt dat het functioneren van het bedrijfsleven ernstig wordt be moeilijkt door het moderne 'welzijns- denken'. Voor zover de ondernemer dan al niet verdacht is, in het denkpatroon van stedelijke vernieuwers past hij zel den. De bedrijven zijn niet ludiek, ze zijn soms bouwkundig te dominerend, ze geven milieu-overlast aan buurtbewo ners en ze hebben ook nog behoefte aan dat verschrikkelijke autoverkeer Cynisch geformuleerd misschien, maar jammer genoeg toch indicatief voor hoe gedacht wordt. Dit denken over stads vernieuwing in termen van veel groen, veel (goedkope) woningen en weinig verkeer is in zijn eenzijdigheid een le vensgevaarlijke bedreiging voor het ste delijke bedrijfsleven. Niet alleen voor ambachtsbedrijven die een woonbuurt uitgejaagd worden en nergens anders meer een betaalbare huisvesting kun nen vinden. Niet alleen voor winkeliers met volumineuze artikelen die in ver twijfeling vaststellen dat het expeditie- verkeer hen niet meer bereiken kan. Niet slechts voor al die individuele onderne mers, maar ten slotte voor het voortbe staan van onze binnensteden als con centratiepunten van dienstverlening. Wie deze problemen te lijf wil belandt andermaal bij samenwerking. Met de overheid, met de plannenmakers en óók met de actiegroepen zal het bedrijfsle ven moeten overleggen om gezamenlijk een nieuwe en meer evenwichtige koers te vinden, waarin ruimte om te bestaan en bestaansruimte samenvloeien. Dat is een geweldig moeilijke opgave, temeer omdat de structurele factoren ongun stiger zijn geworden. De 'speelruimte' - ogenschijnlijk onbeperkt in de jaren van groei - verengt zich onder de druk van stagnerende bevolkingsontwikkeling, afgeremde welvaart, krimpende rende menten en afnemende kansen op bij dragen uit de overheidskas. Tegenover de vele problemen waarvoor het bedrijfsleven zich geplaatst weet staat echter ook dat een breed instru mentarium zich gereed houdt méé te denken over en méé te werken aan op lossingen. De banken, de instituten van het midden- en kleinbedrijf, de onderne mersorganisaties, sommige rijksdien sten e.v.a. zullen hun bijdrage kunnen en moeten leveren. Dat veronderstelt echter ook een hechte samenwerking tussen al die organen vanuit een éénpa- rig motto: geef ze - de ondernemers van dit land - de ruimte om te bestaan I De Hinderwet van 1952 wil het ver oorzaken van gevaar, schade of hin der door inrichtingen voorkomen. Hoewel zij van oorsprong hoofdza kelijk bedoeld is om de buren te be schermen tegen inrichtingen die hen schade of hinder kunnen bezor gen, wordt zij de laatste tijd gezien als een onderdeel van het milieu recht. Milieurecht Zodoende vormt de hinderwet te zamen met de twee wetten die verontreiniging van de lucht en de oppervlaktewateren moeten tegen gaan en te zamen met de kernenergiewet en nog enkele andere minder in de belangstelling staande wetten een min of meer bij elkaar beho rend geheel van regels die er voor moe ten zorgen, dat ons bedreigde milieu te gen allerlei gevaren wordt beschermd. De verontreiniging van de bodem wordt niet door de genoemde regelingen be streken, zodat het milieurecht in de na bije toekomst nog wordt uitgebreid met een wet dienaangaande. Er gaan al stemmen op die de aandacht willen vestigen op de noodzaak om het milieurecht meer te coördineren, omdat het een tamelijk bonte lappendeken van wetten vormt, die niet altijd even goed op elkaar aansluiten. In het bestek van dit artikel moeten we ons beperken tot de Hinderwet, die de oudste wet is in het milieurecht en ook de bekendste. Mr. P. J. L. M. Bartholomeus Haar toepassingsmogelijkheid zal bin nenkort verbeterd worden door een wij ziging van het hinderbesluit, waarop we hierna nog terugkomen. Van brand tot stank De hinderwet verbiedt het zonder ver gunning oprichten, hebben of wijzigen van inrichtingen die naar buiten gevaar, schade of ernstige hinder kunnen ver oorzaken. Het wettelijke begrip inrichting moet ruim worden opgevat, want niet alleen gebouwen, maar alle ruimten die wor den gebezigd als werkplaats, stort plaats, opslagplaats en dergelijke vallen onder dit begrip. Gelukkig bepaalt de wet dat in een algemene maatregel van bestuur wordt bepaald voor welke in richtingen een vergunning nodig is. Deze maatregel van bestuur, het hinder besluit genaamd, is geen halve maatre gel, want daarin worden niet minder dan zesentwintig categorieën hinder- wetplichtige inrichtingen opgesomd, die

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 19