resultaat in kwalitatieve zin lopen de sterk toe. Ten slotte nam ook de om vang van de gezinnen af, waardoor het aantal bewoners per woning sterk daal de. Dit alles te zamen had tot gevolg dat planologen en stedebouwkundigen al hun aandacht nodig hadden voor het ontwikkelen van woningbouwplannen. Die operatie is, zij het met pijn en moei te, althans in kwantitatieve zin gelukt. Vele jaren lang heeft de woningproduk- tie op een peil van 100 000 tot 150 000 stuks gelegen. Het resultaat is dat thans tweederde van de bevolking in een na oorlogse woning is gehuisvest. Over het meningen overigens sterk uiteen. Duidelijk is in elk geval dat de ruimte lijke ontwikkeling gedurende de laatste dertig jaar is gedomineerd door de wo ningbouw. De consequenties daarvan voor het midden- en kleinbedrijf zijn aanzienlijk. De woningbouw moest vrij wel geheel plaats hebben in nieuwe woonwijken, vrijwel zonder uitzondering gelegen aan de rand van steden en dor pen. Daardoor ontstond een ware volks verhuizing. Voor de oriëntatie van de consumenten op de oudere wijken en winkels uiteraard een nadelige gang van zaken. De oudere wijken begonnen leeg te stromen en de bewoners van de nieuwgebouwde wijken eisten een be hoorlijke distributieve verzorging in ei gen woonmilieu. De ruimtelijke orde ning kwam aan dit laatste verlangen te gemoet. Honderden nieuwe winkelcen tra, soms klein van opzet maar ook wel van fors kaliber, werden gebouwd. De aldus gerealiseerde verlegging van de kopersstroom is voor vele zaken in de oudere stads- en dorpsgebieden rampzalig geweest. Met name in de sfeer van de dagelijkse gebruiksartike len verloren duizenden zaken hun be- staansruimte. Een ruimtelijk-structureel beleid ter zake is nauwelijks gevoerd. Daarvoor was de belangstelling te veel gefixeerd op de nieuwe bestemmings plannen. De betekenis van stads- en dorpsvernieuwing zou pas laat in de ja ren '60 worden ingezien. en meeverhuizen kan of mag vaak niet Aan het geschetste beeld moet nog een complicatie worden toegevoegd. Vesti ging in een modern winkelcentrum be hoort voor vele ondernemers in het mid den- en kleinbedrijf tot de onmogelijk heden. Ondernemers die verkassen wil len (b.v. afkomstig uit een sanerings- buurt) en jonge mensen die een nieuw bedrijf willen stichten zullen vaak een reeks teleurstellende ontdekkingen doen als zij hun oog laten vallen op een nieuwe woonwijk. Het aantal toegela ten vestigingen is meestal relatief zo klein dat er in de meeste branches meer gegadigden dan plaatsen zijn. In de se lectieprocedure die dan volgt worden scherpe criteria aangelegd. Ouderdom van de ondernemer, onervarenheid van de ondernemer, onvoldoende draag kracht, te geringe kredietwaardigheid en nog diverse andere factoren kunnen gemakkelijk tot afwijzing leiden. Boven dien wordt door gemeentebesturen en centrum-exploitanten nog al eens de voorkeur gegeven aan grootwinkelbe drijven, waaraan men al of niet terecht een grotere mate van continuïteit en lo kaal prestige toeschrijft. Helaas ver toont ook het publiek een grotere affini teit tot de 'grote namen' dan tot wille keurige midden- en kleinbedrijven. In de grotere winkelcentra ziet men der halve 40 tot 60 van de ruimte ingeno men door de filiaalbedrijven. Voegt men hieraan nog toe dat vestiging van win kel- en ambachtsbedrijven in moderne woonwijken vrijwel nergens is toegela ten buiten de eigenlijke winkelcentra, dan wordt het duidelijk dat het midden- en kleinbedrijf in de slag om de vesti gingsplaatsen een betrekkelijk zwakke partij is. Het geconstateerde leidt duidelijk tot twee conclusies. Ten eerste dat het uit dunningsproces van de winkeldichtheid bepaaldelijk meer ten koste gaat van het midden- en kleinbedrijf dan van het grootbedrijf. Ten tweede dat via een on eigenlijk middel (i.c. de ruimtelijke orde ning) de marktaandelen van groot- en kleinbedrijf kunnen verschuiven ten voordele van de eerstgenoemde. Onbereikbaar of juist wel bereik baar voor de auto Sterk samenhangend met het voor gaande is het proces van de schaalver groting, dat zowel economische als ruimtelijke aspecten heeft. De vloed van nieuwe bestemmingsplan nen heeft de schaal van stad en dorp veranderd. De mensen wonen niet lan ger in meerderheid dicht bij de stads- of dorpskern, maar soms kilometers daar vandaan. Het bebouwde gebied in Ne derland is thans driemaal zo groot als kort na de Tweede Wereldoorlog. De schaalvergroting wordt namelijk extra in de hand gewerkt door de veel lagere be bouwingsdichtheid. Men bouwt geen honderd woningen meer op één hecta re, zoals in de vorige eeuw, maar eerder veertig of nog minder. De hierdoor op tredende spreiding van de bevolking, maakt de afstanden groot. De bakker of de slager woont niet meer 'om de hoek', maar misschien wel 500 of 1 000 meter ver. De huidige bebouwingswijze dwingt de mensen tot mobiliteit. De toegenomen verplaatsingsbehoefte wordt in grote mate bevredigd door het gebruik van auto en bromfiets. Het feit dat Nederland een 'automobiele' sa menleving heeft gekregen, schept nieu we, grote problemen. Uiteraard voor wat betreft de verkeersafwikkeling en het parkeren, maar ook op het stuk van de distributieve verzorging. De onderne mer is meer dan ooit afhankelijk van de bereikbaarheid voor zijn klanten. Auto- beperkende maatregelen, een tekort aan parkeergelegenheid, e.d. kunnen de kwaliteit van de vestigingsplaats in hoge mate aantasten. De moderne con sument is nu eenmaal verwend en wenst voor het bezoek aan winkels wei nig of geen comfort te offeren. Ander zijds is de consument zo vertrouwd ge worden met de auto die hem overal brengt, dat de gebondenheid aan het plaatselijke voorzieningsapparaat sterk afneemt. Zo beschouwd betaalt de on dernemer vaak een dubbele tol: hij ver liest klanten door onvoldoende bereik baarheid én hij ondervindt concurrentie van bedrijven die ver buiten zijn eigen marktgebied liggen. De combinatie van ruimtelijke schaalvergroting én ver- keerscongestie heeft de ouderwetse klantenbinding op losse schroeven ge zet. In een aantal gevallen wordt de onder nemer in het midden- en kleinbedrijf zelfs geconfronteerd met nieuwe con- currentievormen, die bewust inspelen op ruimtelijke schaalvergroting en ver keersproblemen. Vooral het grootbedrijf heeft de laatste jaren heftige pogingen in het werk gesteld vestigingsplaatsen te veroveren buiten de steden, waar be reikbaarheid en parkeermogelijkheid zijn gewaarborgd. Weliswaar heeft het ont staan van deze zogenaamde weide-win kels allerwege weerstand opgeroepen maar zelfs de ruimtelijke ordening kan deze ontwikkeling toch niet geheel voorkomen. Langs autowegen en aan grote verkeerspleinen ontwaart men meubelshowrooms, doe-het-zelf maga zijnen, zelfbedieningswarenhuizen enz.. Het betreft in het algemeen grootscha lige zaken, die duidelijk mikken op een regionale afzetmarkt. Dat daarbij dan tevens gebruik gemaakt wordt van een discounting-formule maakt de omzet- schade voor de oude winkelbestanden alleen maar groter. Van individuele detaillist naar een samenwerkend ondernemerschap Speciaal voor de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf levert de ruimte lijke schaalvergroting problemen op voor de economische schaalverhoudin gen. Als een ondernemer de kans krijgt zich in een modern winkelcentrum te vestigen overtreft de maat van het aan geboden pand vaak de economische schaalmogelijkheden van de onderne mer. Wie zaken gedaan heeft in een le vensmiddelen-zelfbediening van 100 of 150 m2 is b.v. lang niet altijd toe aan de overstap naar een supermarkt van 600 of 800 m2. De 'economies of scale' lui den vaak niet hetzelfde voor de ontwik-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 17