toevertrouwde middelen
bedrijfsresultaten
rabobankorganisatie in 1977
beïnvloed door de zeer sterke stijging
van de woningprijzen. Rond het midden
van het jaar verflauwde deze stijging.
Met name bij de kredietverlening aan
particulieren door de Rabobankorgani
satie heeft zich de medio 1977 van
kracht geworden directe kredietbeper
king door De Nederlandsche Bank doen
gelden. Als gevolg daarvan was zij ge
dwongen tot enige afremming van de
activiteiten op het terrein van de wo
ninghypotheken.
Ook de consumptieve kredietverlening
door de Rabobanken onderging de in
vloed van de kredietbeperking. Wel
werd ook in 1977 weer in grote mate
gebruik gemaakt van de mogelijkheden
die de Rabobankorganisatie met haar
zogenaamde bankhypotheek biedt: zon
der bijkomende kosten de door aflos
sing ontstane ruimte in de hypotheek
stelling benutten voor nieuwe leningen,
veelal in de consumptieve sfeer.
Aan de groep overige debiteuren ver
strekte de Rabobankorganisatie in 1977
nieuwe leningen voor een totaalbedrag
van f8,4 (6,6) miljard. Dat is 56 (57)
procent van de totale verstrekkingen.
In totaal verstrekte de Rabobankorgani
satie in 1977 nieuwe leningen tot een
bedrag van f15,0 (11,6) miljard. Daar
van kwam niet minder dan f2,9 (1,1)
miljard voor rekening van de Rabohypo-
theekbank N.V. Deze ontwikkeling bij de
Rabohypotheekbank N.V. is mede toe te
schrijven aan het gebruik van de moge
lijkheid om binnen het raam van het di
recte kredietbeperkingstelsel de krediet
verlening van deze dochterinstelling te
financieren met zogenaamde monetair
neutrale doorgeefpassiva (middelen met
een oorspronkelijke looptijd van vijfjaar
of langer).
Bij de verdeling van de verstrekte nieu
we leningen naar de onderscheiden
groepen van debiteuren trad een zeer
geringe verschuiving op van particulie
ren naar bedrijven. Dit blijkt uit onder
staand staatje.
De aflossingen op uitstaande leningen
beliepen in het verslagjaar f8,5 (6,5)
miljard. Uitgedrukt in de beginstand be
tekent dat een, in vergelijking met voor
gaande jaren, geringe verdere stijging
tot 30 (29) procent.
Uiteindelijk steeg het uitstaande be
drag aan vaste leningen met f 6,4 (5,1
miljard tot f 34,4 (28,0) miljard.
In het verslagjaar vertoonde het uit
staande rekening-courantkrediet bij de
Rabobankorganisatie een groei met
f1513 (847) miljoen tot f 6 063 (4 550)
miljoen. Deze groei moet als uitzonder
lijk krachtig worden aangemerkt. Een
van de oorzaken hiervan is gelegen in
de gestegen behoefte aan bedrijfskapi- j
taal als gevolg van de sterk toegenomen
investeringen in het agrarische en in de
sectoren handel, nijverheid en dienst-
verlening. Ondanks de sterk toegeno- J
men kredietmaxima en de betrekkelijk
gunstige inkomensontwikkeling in een
aantal agrarische bedrijfssectoren ver- j
toonde de benuttingsgraad van de toe
gestane kredietmaxima een toeneming.
Van betekenis is daarbij geweest dat
gedurende een groot deel van 1977 de j
rente voor rekening-courantkredieten
lager was dan voor vaste leningen; ver- 1
moedelijk heeft dit de (tijdelijke) finan- j
ciering van investeringen met korte kre-
dieten in de hand gewerkt.
Uiteindelijk leidde de geschetste ont
wikkeling tot een toeneming van de to
tale financieringsactiviteit met f8,0
(5,9) miljard of 24 (22) procent tot f 40,5
(32,5) miljard.
De voortdurende verschuivingen tussen
bankdepositorekeningen en spaarreke- j
ningen zijn voor de Rabobankorganisa
tie al enige jaren aanleiding om bij een
analyse van de spaarontwikkeling niet
alleen te zien naar de spaarrekeningen,
doch ook naar de bankdepositorekenin
gen. In de kerngegevens is deze laatste
middelencategorie begrepen onder mid-
delen op termijn.
Het nominale inlegoverschot op spaar
en bankdepositorekeningen samen
was in 1977 circa 5 procent groter dan j
in 1976. De groei van de besparingen
bleef daarmee evenwel ongeveer 1 pro-
I cent achter bij die van het goede spaar-
jaar 1976. Van een opvallende groei van
de spaargelden kan dus zeker niet wor
den gesproken. Wel bestaat de indruk
dat de bereidheid tot sparen in het afge
lopen jaar is toegenomen. De afnemen
de inflatiegraad is daarbij waarschijnlijk
van invloed. Aan de andere kant leidt
die lagere inflatiegraad echter ook tot
een vermindering van de nominale inko-
mensgroei en dienovereenkomstig tot
minder nominale besparingen. De
spaarneiging wordt eveneens nog altijd
bevorderd door de voortdurende onze
kerheid omtrent de toekomstige econo
mische en sociale ontwikkelingen.
Ook de in verhouding tot de inflatie
graad en tot de alternatieve beleggings
mogelijkheden vrij gunstige tarieven
voor spaargelden hebben de spaaraan-
was bevorderd.
De aanwas van de op spaarrekeningen
geadministreerde tegoeden beliep uit
eindelijk f5,0 (2,0) miljard inclusief de
per het einde van het jaar bijgeschreven
rente. Ultimo 1977 kwam het totale
spaartegoed bij de Rabobankorganisa
tie daarmee op f 32,8 (27,7) miljard.
De stijging van de post middelen op ter
mijn is een gevolg van de grote midde
lenbehoefte bij de Rabohypotheekbank
N.V. in het verslagjaar. Ter dekking van
die behoefte werd voor een verhou
dingsgewijs groot bedrag pandbrieven
geplaatst, terwijl daarnaast mede in ver
band met de directe kredietbeperking
een omvangrijk beroep is gedaan op de
onderhandse kapitaalmarkt.
De groei van het aantal privé-rekenin
gen bij de Rabobanken vertoonde, na
een opleving in 1976, weer de tendens
van de voorafgaande jaren: eeri gestage
afzwakking van de groei, welke ver
klaarbaar is uit de toenemende verzadi-
gingsgraad. Ultimo 1977 beliep het aan
tal privé-rekeningen bij Rabobanken
2,34 (2,21) miljoen. De saldi op deze re
keningen gaven een stijging te zien met
f 840 (544) miljoen.
Na de relatief geringe groei in 1976 was
bij de tegoeden op rekeningen-courant
van bedrijven en instellingen sprake
van een sterke stijging met f532 (342)
miljoen. Hierin weerspiegelen zich de
gunstige inkomensontwikkeling in een
aantal agrarische sectoren in 1976 en
de toenemende activiteiten van de Ra
bobanken in het niet-agrarisch bedrijfs
leven.
Uiteindelijk resulteerde de beschreven
ontwikkeling van de toevertrouwde
middelen in een algehele toeneming
met f8,7 (5,7) miljard. Ten opzichte van
de beginstand betekent dat een stijging
met 21 (16) procent tot f 50,0 (41,3) mil
jard.
VERDELING VAN DE IN 1977 VERSTREKTE NIEUWE LENINGEN
in min gids
in procenten
agrarische bedrijven
4016
3 005)
27 26)
overige bedrijven
2 554
2011)
17 17)
overige groepen
8 386
6619)
56 57)
totaal
14 956
(11 635)
100 (100)
De beschreven ontwikkelingen resul
teerden uiteindelijk voor de Rabobank
organisatie als geheel in een toeneming
van het geconsolideerde balanstotaal
met niet minder dan 21 (17) procent tot
f 61,4 (50,9) miljard. Ook in die onderde
len van het bedrijf welke niet tot uit
drukking komen in het balanstotaal na-