we de organisatie, zo eenvoudig 'de organisatie'. Maar het is wel een bijzon der grote met een omvangrijke groeica- paciteit en groeimogelijkheden. Capaci teit en mogelijkheden die benut moeten worden. Het beleidsplan 1978-1981 handelt hierover; het artikel van dr. Adolfse in het decembernummer van vorig jaar belicht het nog weer eens op een andere wijze. De dialoog tussen de groeifilosofen en stabilisatiedenkers, zo als de heer Adolfse het aanduidt, is in haar uitkomst voor het beleidsplan zeer belangrijk geweest, want die uitkomst was: groeien. De mate en het tempo waarin en de wijze waarop zijn afhanke lijk deels van externe ontwikkelingen en De leden van de subcommissie en hun studiepartners van de centrale bank bijeen tijdens de laatste commissievergadering op 29 januari. Ongeveer 20 mensen onder voorzitterschap van de heer Van Maldegem (vijfde van links), steeds in goede sfeer werkend, of zoals de heer Van Maldegem schrijft: 'geen groep aangestoten banken tegenover de centrale bank, maar gezamenlijk trachten tot de best mogelijke oplossingen te komen'. omstandigheden deels van de wijze waarop wij met elkaar sturen. Daarbij behoort scherp onderkent te worden dat groei op zich nooit de heilige doelstel ling mag worden; onze basisdoelstelling verwoord in de statuten is ons genoeg. Maar: het is juist deze primaire doelstel ling, die een beleid vereist gericht op continuïteit; instandhouding en voort zetting vereist groei in welke mate dan ook. En deze groei vraagt om een winst norm als basis van reserveringscapaci teit om de gewenste en noodzakelijke vermogenspositie veilig te stellen. Deze korte samenvatting van beleids- 9 doelen was op zich natuurlijk niet een onderdeel van het studiepakket van de subcommissie. Echter, in het denken over bestaande en/of nieuwe constuc- ties van onze onderlinge financiële ver houdingen is kennis van en inzicht in het totale organisatiebeleid onontbeer lijk. Beleid op langere termijn en het da gelijks beleid worden beïnvloed en soms zelfs bepaald door de stuurmoge lijkheden die onze onderlinge verhou dingen in zich dragen. Nuchter bekijken Dat regelingen flexibel moeten zijn, dat wil ook zeggen aanpasbaar in steeds wisselende omstandigheden, is duide lijk. Of in dezelfde regels ook differentia ties ingebouwd moeten worden en op welke manier, zal altijd discutabel zijn. Zeker is wel dat door de organisatie aanvaarde regelingen in haar praktische uitvoering van alle dagen soms gediffe rentieerd moeten kunnen worden toe gepast. Dit onder verantwoordelijkheid van de beleidsorganen van de centrale bank. Als voorbeeld: een liquiditeitsre geling kan naar de plaatselijke bank toe soepel gehanteerd worden, kan gediffe rentieerd toegepast worden als het to taal daarvoor de ruimte biedt. Is die ruimte er niet dan moet er scherper ge stuurd worden. Dat is trouwens altijd zo geweest. We kennen vele van dit soort

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 11