sparen een deugd,
consumptie een
vreugd
vraag of een consumptie overbodig is of niet zal meestal door ieder mens
De Nederlanders staan bekend als een spaarzaam volk. Sparen zien we als
een deugd, overbodige consumptie als een ondeugd. Moeilijker wordt het
als we precies de grens tussen deze deugd en ondeugd willen trekken. De
verschillend beantwoord worden.
Dit ethische onderscheid laten wij hier overigens terzijde, want wij houden
ons bezig met de totale comsumptie annex besparingen van de Nederland
se gezinnen.
De nationale besparingen
1955-1976
De totale besparingen in Nederland be
droegen in 1976 f34 520 miljard. Dit is
ruim 6 maal zoveel als in 1955. U ziet nu
meteen dat wij de periode van 1955 tot
en met 1976 beschouwen; een periode
die lang genoeg is om structurele ten
densen te onderkennen. Vanaf 1955 tot
en met 1974 (tabel I) bedroegen de nati
onale besparingen circa 20 van het
netto nationale inkomen tegen markt
prijzen, de zogenaamde spaarquote.
Tabel I SPAARQUOTE
1955/
1960/
1965/
1970/
1975/
1959
1964
1969
1974
1976
19,2
19,8
19,9
20,3
15,2
De laatste jaren, vanaf 1975, valt er een
daling te constateren tot circa 15%.
Deze daling is voornamelijk het gevolg
van een daling van de besparingen bij
bedrijven en overheid. De nationale be
sparingen zijn namelijk te verdelen in
overheids-, bedrijfs- en gezinsbesparin
gen. De overheidsbesparingen bestaan
uit besparingen van het Rijk, van de
overige publiekrechtelijke lichamen en
van de sociale verzekeringen, terwijl de
gezinsbesparingen te verdelen zijn in
contractuele besparingen (dat wil zeg
gen pensioen- en levensverzekerings
premies minus uitkeringen) en in vrije
besparingen plus overige (dat wil zeg
gen spaargeld, deposito's, rekening-
courantgeld, etc. bij banken), zie tabel II.
De voornoemde daling van de besparin
gen van de overheid vond grotendeels
plaats bij het Rijk, een gevolg van een
uitgaven- en inkomstenpatroon dat con
junctureel en politiek bepaald is.
De daling van de besparingen van het
bedrijfsleven, met name dus van de
laatste jaren is een direct gevolg van de
steeds minder winstgevende positie van
ons bedrijfsleven, hetgeen ook in het in
vesteringspatroon van ditzelfde bedrijfs
leven is terug te vinden.
De besparingen die nu nog resteren zijn
de gezinsbesparingen. Waren die in de
tweede helft van de vijftiger jaren nog
8,8 van het netto nationaal inkomen
tegen marktprijzen; nu is dat ruim 11
Uitgedrukt in procenten van de totale
nationale besparingen zijn zij nu zelfs
75 groot (tabel III) terwijl zij de afge
lopen twintig jaar circa de helft bedroe
gen.
De toename in de jaren 1975/1976 kan
zeker spectaculair genoemd worden en
kan zoals tabel III laat zien geheel aan
de contractuele besparingen toege
schreven worden, deze verdubbelden
namelijk in procentueel aandeel. De
oorzaak van deze sterke toename was
onder meer het aangaan van kortlopen-
Drs. J. H. Reusch
Studiedienst
Algemeen
economisch
onderzoek
de verzekeringen, die gesloten werden
in verband met de bestaande fiscale re
gelingen ten aanzien van het interestbe
standdeel van de uitkering. Door de
aanneming van een wet vorig jaar door
de Tweede Kamer is dit oneigenlijk ge
bruik niet meer mogelijk, zodat de groei
Tabel II VERDELING VAN DE NATIONALE BESPARINGEN UITGEDRUKT
IN PROCENTEN VAN HET NETTO NATIONAAL INKOMEN
TEGEN MARKTPRIJZEN
1955/
1960/
1965/
1970/
1975/
1959
1964
1969
1974
1976
Nationaal inkomen
naar marktprijzen
100
100
100
100
100
Nationale besparingen
19,2
19,8
19,9
20,3
15,2
Overheid
4,5
4,7
4,5
5,0
1,8
Bedrijven
5,9
5,4
4,7
4,3
1,7
Gezinnen: contractuele
besparingen
3,4
4,1
5,1
5,9
7,6
Gezinnen: vrije besparingen
5,4
5,6
5,6
5,1
4,1
Bron: Nat. Rek. 1976
Tabel III VERDELING VAN DE TOTALE BESPARINGEN IN NEDERLAND
1955/
1960/
1965/
1970/
1975/
1959
1964
1969
1974
1976
Totale besparingen
100
100
100
100
100
Overheid
23,7
23,7
22,3
24,5
11,9
Bedrijven
30,5
27,1
23,7
21,0
11,0
Gezinnen: contractuele
besparingen
17,9
20,8
25.5
29,2
50,7
Gezinnen: vrije besparingen
27,9
28,4
28,5
25,3
26,4
Bron: Nat. Rek. 1976