juni 1976 te Rome om te komen tot een
introduceren en uitwerken van een
kredietprogramma voorde landbouw,
werd algemeen erkend. Op de kort
daarna - november 1975 - gehouden
18e zitting van de leden van FAO is dit
door middel van resolutie 13/75 inzake
Credit to Small Farmers, bevestigd
(bijlage 9 verslag uitgegeven Ministerie
van Landbouw). Opmerkelijk is dat de
resolutie nadrukkelijk spreekt over
krediet aan kleine boeren, daarmee
handelende in de geest als Sacred is
bedoeld.
Door deze resolutie ontving FAO volop
groen licht om aan het werk te gaan.
Het belegde een ad hoe consultatie in
concrete aanpak.
Waar gaat het om bij Sacred? Twee
zaken staan centraal:
1 de voorziening van basiskapitaal voor
start en ontwikkeling van
kredietverleningsprogramma's aan
kleine boeren (funding for on-lending);
2 bijstand voor de ontwikkeling van een
kredietverleningsapparaat (institution
building).
Beide dienen simultaan plaats te
vinden: financiële samenwerking en
technische samenwerking.
Financiële samenwerkingop de
voorgrond staat de voorziening van
zogenaamd 'seed capital' (zaaikapitaal
lijkt een goede vertaling), waarmee de
solvabiliteit en tegelijkertijd de
kredietverleningscapaciteit van een
landbouwkredietorganisatie wordt
vergroot. Wanneer deze hulp op 'non
return base' wordt gegeven - dus niet
terugbetaald behoeft te worden -,
liggen in principe de
ontwikkelingskansen het meest gunstig.
Men kan daarbij denken aan het
beschikbaarstellen van een roulerend
kredietfonds, waarvan de middelen
worden gebruikt voor korte
kredietverlening - in latere instantie ook
voor langere termijnen tegen een
billijke rentevoet. De kredietnemers
gaan dus gewoon aflossings- en
renteverplichtingen aan, doch de
financierende instelling zal de middelen
als 'eigen vermogen' kunnen
beschouwen. Door een nauwkeurig
beheer toe te passen verkrijgt een
instelling met een roulerend
kredietfonds prachtige kansen tot de
opbouw van een levensvatbare
organisatie.
Seed capital kan ook op andere wijze
worden toegediend, bijvoorbeeld door
overeenkomst van deelneming. In een
nota voor de FAO wordt in dit verband
gesproken over
'zusterbankovereenkomst'. Vaak zal de
zusterbankovereenkomst gepaard gaan
met technische bijstand. Een goed
voorbeeld is in dit verband de
overeenkomst die de Centrale Rabobank
heeft gekend met de Landbouwbank
Suriname. In het septembernummer
van dit maandblad is daarover een
uitvoerig artikel gepubliceerd.
Twee hoofdvormen van financiële
samenwerking dus: verstrekking van
basiskapitaal op non-return base en het
aangaan van een
zusterbankovereenkomst met
aandelenparticipatie.
Daarnaast is financiële samenwerking
ook denkbaar op basis van
leningovereenkomst, bij voorkeur
leningen tegen zachte voorwaarden en
vooral met voldoende lange looptijden.
Op dit terrein is er internationaal nog
veel in onderzoek. De coördinatie
daarvan voor coöperatieve organisaties
ligt bij Copac te Rome: Joint Committee
for the Promotion of Aid to Co-
operatives.
Technische samenwerkingde
vorming van passende instellingen
noemt de nota een dwingende
noodzaak. Dat is te begrijpen. Het
bereiken van de kleine boer met
eenvoudig krediet is commercieel niet
interessant. Het bankwezen laat deze
zaak normaal gesproken liggen. Nodig is
derhalve dat instellingen worden
opgericht die zich wel willen
bezighouden met de uitvoering van
'bancair-sociale' programma's. Op de
wereldkredietconferentie 1975 is dit in
het bijzonder onderkend van de zijde
van de Wereldbank. De vice-president
van deze bank stelde nadrukkelijk vast
dat de 'conventionele institutionele
kredietverleningsprocedures'
onmogelijk op de kleine boeren kunnen
worden toegepast vanwege de hoge
kosten die deze procedures
meebrengen en dat derhalve
coöperatieve instellingen moeten
worden ingeschakeld. Vanuit de
wereldfondsen kunnen dan procedures
worden gevolgd waarbij deze als
bemiddelende instantie fungeren.
De institutievorming voor de
concretisering en realisering van
kredietprogramma's voor kleine boeren
is inderdaad 'a crucial need'. Niet
gemakkelijk om daarin te voorzien.
Het gaat om trainingsprogramma's,
management: opleidingen, structuur en
vorm geven aan coöperatieve of
daarmee in functie overeenstemmende
organisaties. Een taak die niet zonder
deskundigenhulp en overheidsbijstand
kan worden volbracht.
Het internationale beeld van de
financiering van de landbouw en de
visserij is nog niet scherp getekend. Het
komt echter stap voor stap dichterbij.
Voor gevestigde coöperatieve
kredietorganisaties is dit een
ontwikkeling die met aandacht zal
worden gevolgd. Wellicht ook niet
uitsluitend in passieve zin. Reeds is
onze organisatie betrokken bij de
ontwikkeling van diverse
zusterorganisaties in landen die worden
aangeduid als de derde wereld. Wij
verwachten een nog groter beroep -
mede via de Stichting Steun door
Rabobanken in de toekomst. Binnen
de grenzen waarin dat mogelijk is zal
gedaan worden wat nodig is.