vermogens aanwasdeling en middenbedrijf 16 0 Sinds de indiening van het Wetsontwerp Vermo- gensaanwasdeling in het begin van 1976 is het ei genlijk nooit stil geweest rondom de VAD. De erva ring leert, dat zowel bin nen de Rabobankorgani- satie, als bij de vele (be- drijfsjcliënten onbeant woorde vragen leven over de mogelijke effec ten van de VAD. De beide auteurs geven in deze bij drage een globale schets van de regeling, zoals die in het begin van dit jaar op tafel lag en trachten de gevolgen voor een be langrijke cliëntengroep voor onze organisatie, het Middenbedrijf, met behulp van een voorbeeld te verduidelijken. De heer Porte heeft als kredietad viseur bijna dagelijks te maken met de vragen, die mede in verband met de VAD in het bedrijfsle ven worden ondervon den. De heer Bol heeft de gang van zaken rond de VAD van nabij ge volgd, onder meer als se cretaris van de 'Studie commissie Vermogens- aanwasdeling', die bin nen de Centrale Rabo bank is ingesteld. Bij het ter perse gaan van dit nummer werd bekend dat het nieuwe kabinet uiterlijk op 1 april een voorstel over de VAD wil indienen bij de Tweede Kamer. Voorts wijzen uitspraken van de minister-president onder meer op plannen tot verhoging van het in dividuele VAD-gedeelte. Voorgeschiedenis Aan de toezending van het eerste Wetsontwerp op de Vermogensaanwas- deling (VAD) op 22 juni 1976 aan de Tweede Kamer, was veel onzekerheid en speculatie voorafgegaan. Toen de regeling bekend was geworden, bleef echter een groot deel van de onzekerheid bestaan, ten dele als gevolg van de ingewikkeldheid van de materie, ten dele ook in verband met mogelijke interpretatieverschillen op enkele onderdelen. Dit resulteerde in een stroom van kritiek van allerlei kanten, die door een voor dat doel ingestelde bijzondere commis sie uit de Tweede Kamer werd verza meld. Pas aan het einde van de maand januari 1977 werden door de minister raad enkele wijzigingen in het wetsont werp voorgesteld. Eén daarvan was de verschuiving van de ingangsdatum van 1 januari 1975 naar 1 januari 1976. Door de val van het kabinet kwam niets van een behandeling door de Tweede Kamer. In de daaropvolgende periode bracht informateur Albeda een compro- i mis tot stand, toen het erop leek, dat de VAD een breekpunt zou vormen in de totstandkoming van een kabinet met PvdA, CDA en D'66. Eén van de afspra ken was: verschuiving van de ingangs datum naar 1 januari 1977. Toen uiteindelijk een kabinet met CDA en WD tot stand kwam, werd in het re geerakkoord over de VAD onder meer opgemerkt, dat 1 januari 1977 de in- gangsdatum wordt en dat rekening zal worden gehouden met de effecten van de regeling op het algemene beleid ten aanzien van werkgelegenheid en onder nemingsklimaat, met de verhouding tot bestaande winstdelingsregelingen en met de uiteenlopende mogelijkheden per bedrijfstak. Aangezien op het moment van schrijven verder nog niets bekend was over mo gelijke regeringsplannen inzake de VAD, wordt hier het gewijzigde wetsontwerp, aangevuld met het 'compromis-Albeda' als uitgangspunt genomen. I De globale regeling S Vermogensaanwas (of 'overwinst') is datgene, wat overblijft als de fiscale winst wordt verminderd met enkele af trekposten. Met opzet is de fiscale en niet de commerciële winst gekozen, zo dat de fiscus, die is belast met de uit voering van de regeling, een objectieve maatstaf heeft. De aftrekposten zijn achtereenvolgens de af te dragen ven nootschapsbelasting (doorgaans 48 van de fiscale winst), de winst ten aan zien waarvan vermindering wegens dubbele belasting wordt verleend (bij voorbeeld winst uit het buitenland) en vergoeding over het eigen vermogen. Drs. H. H. J. Bol Studiedienst Algemeen Economisch Onderzoek J. Porte Kredietadviezen Handel, Nijverheid en Instellingen Deze vergoeding is het gemiddelde effectieve rendement op staatsleningen (hierna de noemen: x), verhoogd met een 'risicopremie' van 2%. Voor 1977 betekent dat circa 8+2-^10% van het eigen vermogen. In principe zijn alle bedrijven die onder de vennootschapsbelasting vallen VAD- plichtig. Dat zijn dus N.V.'s, B.V.'s, ven nootschappen onder firma, coöperaties, etc. De rekensom, hoe hoog de VAD-af- dracht dient te zijn, wordt echter pas gemaakt, indien de fiscale winst in 1977 hoger is dan f200 000,-. Deze 'drem pel', die met de inflatie is geïndexeerd,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 18