14
landbouwbeleid wordt voortgezet
de systemen van belasting voor de landbouw worden
betrokken: op dit gebied zijn er nog al wat verschillen
welke voor onze agrarische sector ongunstig uitkomen.
Het zou uit landbouwpolitiek oogpunt te betreuren zijn
wanneer stimulansen voor de investeringen aan de
hoogte van het inkomen gebonden blijven zoals het
geval is bij de investeringsaftrek en de vervroegde af
schrijving. Vooral de grote bedrijven worden er door
begunstigd en de beslissing om te gaan investeren
wordt niet uitsluitend genomen op grond van de ver
wachte winstgevendheid maar niet in mindere mate
om van een toevallig wat gunstig uitgevallen inkomen
wat minder aan de fiscus te hoeven afdragen. Het
moet in Brussel duidelijk zijn te maken dat de investe
ringsrekening tot een betere besluitvorming over de in-
Voor de landbouw is van belang dat ook het nieuwe
kabinet de prijs van landbouwgronden wil drukken. Dit
zal gebeuren door bij de overdracht van deze gronden
een toetsing toe te passen aan criteria welke passen in
het agrarische structuurbeleid. Het zal er daarbij in de
eerste plaats om gaan de overgang naar niet-agrarisch
grondgebruik af te remmen en daarvan wordt een
prijsdrukkende werking verwacht. Even als bij de vo
rige coalitie is er wel t\A/ijfel over het effect; mocht dat
onvoldoende zijn dan worden nu al andere maatrege
len aangekondigd, zonder daarover overigens details te
geven. Men kan nu reeds veilig stellen dat deze in
greep direct effect zal hebben: het aandeel van de
niet-agrarische vraag in de totale vraag in landbouw
gebieden is betrekkelijk klein. Zou de prijsvorming ge
matigder worden dan zijn daarvoor meer algemene
economische factoren verantwoordelijk.
'Het zijn onze koeien,
denkt zo 'n knaapje. Zal
hij de kans en de
mogelijkheid krijgen
straks nog eens 'mijn
koeien' te zeggen?
vesteringen leidt en de doeleinden van het landbouw
beleid beter dient dan het huidige fiscale systeem.
Nogmaals: grond
Een ander punt geldt het grondbeleid waarover het vo
rige kabinet voor het einde van zijn normale periode is
gestruikeld maar waarvoor na de verkiezingen tussen
de oorspronkelijke regeringspartijen nog vrij snel een
overeenkomst tot stand kwam. In het regeerakkoord
van het huidige kabinet wordt voor het bepalen van de
waarde van grond bij onteigening gekozen voor de ver-
keerswaarde waarop in mindering wordt gebracht de
waardetoename door overheidsbeslissingen. In begin
sel komt dit volgens het akkoord overeen met het be
palen van de gebruikswaarde met correctie van enkele
toevoegingen, welk systeem door de vorige regerings
combinatie is uitgedacht. Uitgaan van de marktwaarde
sluit meer aan bij de bestaande juridische praktijk, zo
wordt gezegd.
De wetgeving over de onteigening zal dus in ieder ge
val aangepast worden en misschien wordt daarmede
een steen des aanstoots uit de vaderlandse politiek
verwijderd. Het voorkeursrecht voor de gemeenten zal
'in hoofdzaak' worden geregeld zoals door het vorige
kabinet voorzien. Toegevoegd zal worden een koop
plicht in het geval een gemeente te kennen geeft van
het voorkeursrecht gebruik te willen maken.
Nogmaals: jongeren
Evenals aan het begin van zijn vorige ambtsperiode, zal
minister Van der Stee ook nu weer te maken krijgen
met de wensen van de jongere agrariërs. Door het Ne
derlands Agrarisch Jongeren Kontakt zijn de conslusies
van het rapport over jongere agrariërs zoals dit door
het Landbouwschap werd opgesteld, nog eens ge
toetst. Van deze conclusies is door de minister zeer
weinig gerealiseerd; alleen de normen voor oppervlak
te van de bedrijven welke voor de financiering via de
Grondbank in aanmerking komen zijn verlaagd, terwijl
er een herziening van de pachtwet is aangekondigd
waarin mogelijk een verbetering van de positie van de
volger is gregeld. Dit geringe resultaat is reden ge
weest de oude wensen nog eens op te rakelen en op
de huidige situatie toe te spitsen.
Het NAJK stelt zijn wensen in het kader van een visie
op het beleid waarbij het aantal jongeren dat tot de
agrarische sector toetreedt, wordt vergroot en dat kan
sen en bestaansmogelijkheden biedt voor een blijvend
groot aantal land- en tuinbouwers. Dit beleid moet ge
richt zijn op de instandhouding van middenbedrijven.
De vraag of er naar een vergroting van het aantal toe
treders tot de landbouw moet worden gestreefd, wordt
niet overal positief beantwoord. Bij het huidige aantal
bedrijfsgenoten is het vaak al moeilijk genoeg. Dit
neemt niet weg dat het degenen die zullen toetreden
wel wat gemakkelijker gemaakt kan worden om de