wat ons bezighoudt wob SPAARRENTE- EN SPAARBANKVRIJSTELLING Afgaande op uitspraken, die enige weken vóór de jaarwisseling in de Tweede Kamer gedaan zijn, mogen we verwachten, dat er thans betere tijden voor de kleine spaarder aanbreken. In deze kolommen hebben wij reeds jaren lang gewezen op de misstand, dat de rente op spaargelden fiscaal als inko men wordt belast. Er is zelfs een mo- tie-Kruizinga, waarin de Tweede Kamer met name voor de kleine spaarders op belastingvrijstelling van de spaarrente aandrong. Thans, zo'n twee jaar na die motie, ziet het er naar uit, dat de weg open ligt om de spaarrente tot enkele honderden guldens belastingvrij te ma ken. Wij verheugen ons daarover, maar hopen wel dat deze zaak nu spoedig zijn beslag zal krijgen. Ondertussen is een en ander gecompli ceerder geworden, doordat in het Ka merdebat de zogenaamde spaarbank- vrijstelling erbij is betrokken. Om een stimulans te geven aan de sociale doel stelling van spaarbanken, het bevorde ren van sparen door kleine spaarders, geldt al heel lang de regel, dat winst be haald met het beheren van spaargelden - onder bepaalde voorwaarden - voor de heffing van vennootschapsbelasting buiten beschouwing blijft. Met name de bondsspaarbanken profiteren van deze regeling, maar ook voor onze banken is zij van belang. Het is de spaarbanken in verband met de vrijstelling verboden kredietverlening te verrichten. Om deze reden kunnen onze banken, hoewel ze ook in belangrijke mate spaarbank zijn niet van de vrijstelling profiteren. Daar om is voor onze banken een 'tussenre- geling' gevonden. De Rabobanken wor den namelijk met driekwart van het nor male vennootschapstarief belast (de Centrale Bank zelf valt echter onder het volle tarief). Deze spaarbankvrijstelling kost de Staat zo'n f 150 miljoen. In de Tweede Kamer is de gedachte opgekomen om de spaarbankvrijstelling 'in te ruilen' voor een spaardersvrijstelling. Met deze ge- Z. noemde f150 miljoen zou dan naar schatting zo'n f350 a 400 miljoen aan rente-inkomsten voor spaarders belas tingvrij gemaakt kunnen worden. Door die ruil zou dus de spaarbankvrijs- i telling evenals het driekwarttarief van onze banken van de baan zijn. Het is voor ons moeilijk hier nu definitief com mentaar op te geven. De gedachte werd namelijk niet van regeringszijde geop perd, maar kwam voor het eerst om de hoek kijken bij de behandeling van het wetsontwerp om de RPS onder de ven nootschapsbelasting te brengen. Een nader bezien of en zo ja in welke vorm de spaarbankvrijstelling gehandhaafd moet worden, zal bij ons in ieder geval begrip ontmoeten. In de bankwereld is er veel veranderd, enerzijds doordat alle banken tegenwoordig spaargelden trachten aan te trekken, anderzijds doordat de oorspronkelijke typische spaarbanken zich al meer met de brede re bancaire dienstverlening gaan bezig houden. j Het motief achter de spaarbankvrijstel ling: bevorderen van het sparen door de gewone kleine spaarders, is echter ook nu onverkort aanwezig. In plaats van eenvoudig schrappen van de vrijstelling, achten wij het - conform het standpunt j dat in de zestiger jaren reeds door de vroegere Eindhovense en Utrechtse Centrale Banken in een adres aan de Tweede Kamer is naar voren gebracht - meer voor de hand liggen de regeling te veralgemenen en te wijzigen. Iedere bank, die spaargelden van kleine spaar- ders beheert, zou naar rato van het be drag van die gelden, in aanmerking moeten kunnen komen voor een nader te bepalen vrijstelling, zonodig tot een bepaald maximum. Dit kan dan worden beschouwd - wij citeren uit het ge- j noemde adres - 'als een tegemoetko- ming terzake van de extra kosten die moeten worden gemaakt om kleine spaarders in de gelegenheid te stellen j desgewenst ook met de geringste inla- j gen te sparen'. Nodig is daarbij een norm die niet alleen de zogenaamde ei genlijke spaargelden van de oneigen lijke spaargelden afsplitst, doch ook de spaargelden van kleine spaarders on derscheidt van andere spaargelden (be- leggingsgelden). Daarvoor staan - zoals het adres reeds aangaf twee gemak kelijk hanteerbare criteria ten dienste: ten eerste de omloopsnelheid van de spaargelden en ten tweede de dagelijk se opvraagbaarheid. Toepassing van deze criteria verhindert, dat de spaar vrijstelling haar doel voorbijschiet. Zij zal uitsluitend op de 'kleine spaarders' afgestemd zijn. Op deze wijze blijft de oude opzet, dat de Staat een stimulans aan het sparen moet geven behouden en wordt bereikt dat de stimulans zich richt op alle instel lingen die zich met het beheren van spaargelden bezighouden. Opheffing van de spaarbankvrijstelling en het 'tarief besloten kredietverenigin gen' zal in ieder geval ook gevolgen moeten hebben voor het wetsontwerp Postbank. Deze Postbank zou immers gedurende de eerste zeven jaren vol gens dit gereduceerde tarief worden be last. NIEUW KABINET Nog net voor het begin van het nieuwe jaar kreeg ons land weer een heus kabi net. In de CDA-WD-regering keerden slechts twee ministers terug die deel uitmaakten van het kabinet Den Uyl: minister Van Agt, die de portefeuille van I Justitie verwisselde voor het premier schap en minister Van der Stee, die bleef op de post van Landbouw en Vis serij. Het aanblijven van mr. Van der Stee is in kringen van land- en tuinbouw goed I ontvangen. Dat de ervaring die hij in de afgelopen jaren heeft opgedaan, met name ook op het terrein van de I EG-landbouwpolitiek, niet wordt verwis- S seld voor een periode van inwerken door een nieuwe bewindsman, is van groot belang. Volledig nieuw is wel de bezetting van de sociaal-economische driehoek: Eco nomische Zaken, Sociale Zaken en Fi nanciën. De op deze posten benoemde ministers Van Aardenne, Albeda en An- driessen zijn in politieke kringen niet on bekend, doch het is vooralsnog te vroeg om ze in hun nieuwe hoedanigheid te kwalificeren. In hoeverre zij er in slagen om aan de veelbelovende sociaal-eco-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 4