'ft naar de overheid ligt in de betaling van de vennoot schapsbelasting. De afdracht van de grote bedragen die hiermee zijn gemoeid, geschiedt voornamelijk aan het begin van het laatste kwartaal van het jaar. Dit gaat altijd gepaard met een aanzienlijke verkrapping van de geldmarkt. Voor 1977 was met deze afdrachten in september/oktober naar schatting f 4 miljard ge moeid. Nadat het Rijk tegen het eind van het jaar, normaal ge sproken, meer ontvangt dan ze betaalt, volgt er een pe riode waarin het omgekeerde gebeurt. Hierdoor neemt in het voorjaar het saldo van het Rijk af, hetgeen ge paard gaat met een verruiming van de geldmarkt. De bovengenoemde seizoeninvloeden resulteren erin dat het gemiddelde tegoed van het Rijk de laatste ja ren in juli zo'n f3,5 miljard kleiner is dan in november. Drs. J. M. Buysse lm. \X 2 Afgeleide factoren Behalve deze autonome factoren zijn er ook een aantal afgeleide factoren die de geldmarktruimte beïnvloe den. Zij vinden hun oorsprong niet in een bepaald auto matisme in onze volkshuishouding, zoals dat het geval is bij de autonome factoren. Zij zijn daarentegen het gevolg van de autonome of van externe factoren. Zij kunnen hun oorsprong vinden in de overheid, het bui tenland, het bankwezen of De Nederlandsche Bank. Wij zullen ze hier kort de revue laten passeren. Dekking begrotingstekort De overheid kan bij de dekking van haar begrotingste kort in zekere mate vrij beslissen hoe en wanneer zij dat doet. Doordat zowel de hoogte van het tekort als het tijdstip van dekking niet wordt bepaald door auto matismen, kan deze factor als een afgeleide worden gezien. Dit in tegenstelling tot de regelmatige betaal- stromen van en naar het Rijk. Zowel de dekking op de geldmarkt (bijvoorbeeld schat kistpapier) als die op de kapitaalmarkt (bijvoorbeeld Staats- en onderhandse leningen) resulteert erin dat de netto overschotten van de banken bij De Nederland sche Bank teruglopen en gaat dus gepaard met een verkrapping van de geldmarkt. Indien daarna met de aldus aangetrokken middelen betalingen worden ge daan, gaat daarvan uiteraard weer een verruimend effect uit. Buitenland De invloed van het buitenland doet zich vooral op de geldmarkt gelden als de zogenaamde valutaslang on der druk komt. Zodra de notering van één van de deel nemende valuta's meer dan 2,25 van de afgesproken spilkoers ten opzichte van de gulden dreigt af te wij ken, is De Nederlandsche Bank verplicht om te interve niëren in de desbetreffende munteenheid. Indien de gulden zwak is, gebeurt dat door het opkopen van gul dens, met als gevolg dat de guldentegoeden van de banken teruglopen en dus de geldmarkt verkrapt. Het omgekeerde gebeurt als een andere munt onder druk komt te staan. Met deze gedwongen interventies van De Nederlandsche Bank kunnen grote bedragen gemoeid zijn. Een voorbeeld hiervan zagen wij op 11 november jl. Toen intervenieerde De Nederlandsche Bank met grote bedragen om de gulden te steunen. Op één dag ver kocht zij toen voor ca. f 450 miljoen aan Duitse marken. Banken Ook de banken zelf kunnen, tot op zekere hoogte, de ruimte op de geldmarkt beïnvloeden. Dat kan op de eerste plaats door overheveling van mid delen uit hun 'netto buitenlandse actief' naar De Ne derlandsche Bank. Het 'netto buitenlandse actief' is het netto tegoed dat de Nederlandse banken ten opzichte van niet-ingezetenen (het buitenland) hebben. Het is eigenlijk de deviezenvoorraad van de banken. Indien de geldmarkt krap is, kunnen de banken een deel van hun buitenlandse actief overhevelen naar de binnenlandse markt. Zij kunnen dit doen door deviezen bij De Neder landsche Bank aan te bieden. De toename van de de viezenvoorraad van De Nederlandsche Bank, die hier van het gevolg is, gaat gepaard met een toename van de tegoeden van de banken. Een andere mogelijkheid die ter beschikking van de banken staat om de geldmarktruimte te vergroten, is het disconteren van waardepapieren. Mits de vervalda tum voldoende dicht genaderd is, kunnen de banken, bijvoorbeeld schatkistpapier bij De Nederlandsche Bank disconteren, om aldus hun krappe liquiditeitspo sitie te verbeteren. Begin oktober hebben de banken weer gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, door voor f 103 miljoen bij De Nederlandsche Bank te ver disconteren. Vrijwillige interventies van De Nederlandsche Bank We hebben reeds gezien dat de invloed van het buiten land op de geldmarkt zich in sterke mate doet gelden via de gedwongen valuta-interventies door De Neder landsche Bank. Naast deze gedwongen interventies beschikt De Nederlandsche Bank ook over een aantal mogelijkheden om vrijwillig de marktruimte te beïn vloeden. Dit regulerende ingrijpen is één van de manie ren waarop zij de rente-ontwikkeling op de geldmarkt beïnvloedt. Een en ander gebeurt de laatste jaren voor al via de speciale beleningen, contante of termijninter venties in vreemde valuta en kasreserves. Speciale beleningen De speciale beleningen zijn extra kredietfaciliteiten die de banken boven hun contingenten kunnen verkrijgen. Indien de markt krap is, kan De Nederlandsche Bank de banken in de gelegenheid stellen in te schrijven op deze speciale beleningen. Deze inschrijving kan gebeu ren tegen een vooraf vastgestelde rente of volgens het zogenaamde tendersysteem, waarbij de inschrijvers zelf de rente moeten opgeven. De Nederlandsche Bank bepaalt dan bij sluiting van de inschrijving tegen welke rente en voor welk bedrag de speciale beleningsfacili teiten afgesloten worden. De speciale beleningen zijn de laatste jaren een steeds belangrijkere rol gaan spe len in het instrumentarium van De Nederlandsche Bank om de geldmarkt te verruimen. In 1975 was hiermee in totaal een bedrag van f 1 931,9 miljoen gemoeid. In 1976 en 1977 (tot en met 6 december) ging het om be dragen van respectievelijk f4 203 en f7 436 miljoen. Valuta-interventies Naast de speciale beleningsfaciliteiten kan De Neder landsche Bank ook gebruik maken van zogenaamde dollarswaps om de geldmarkt te verruimen. Gebruik making van dit middel houdt in dat De Nederlandsche Bank dollars koopt van het bankwezen tegen betaling

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 35