haar man meewerkende echtgenote be
tekende dit een belangrijke verbetering.
overheid, midden-en kleinbedrijf
openen van de mogelijkheid de zoge
naamde fiscale oudedagsreserve te vor
men. Uitgangspunt van deze regeling
was dat een groot deel van de zelfstan
dige ondernemers in het algemeen niet
in staat was de bij een redelijke oude
dagsvoorziening behorende, vrij hoge
premie aan hun onderneming te ontrek
ken. Om deze reden werd gekozen voor
een constructie waarbij voor een onder
nemer de mogelijkheid werd geschapen
binnen het kader van de onderneming
een voorziening te treffen voor zijn ou
dedag door een gedeelte van zijn winst
belastingvrij te beleggen binnen of bui
ten zijn onderneming. Met ingang van
men werd, vooruitlopende op het stu
dieresultaat van de commissie-Hofstra,
de tijdelijke zelfstandigenaftrek inge
voerd.
Deze maatregel dient ertoe tijdelijk
enige verzachting te brengen in de be
lastingheffing ten laste van de kleinere
ondernemingen. Op grond hiervan kan
een ondernemer onder bepaalde voor
waarden een zeker bedrag ten laste van
de fiscale winst brengen.
Ten slotte wordt een studie verricht in
zake de belastingheffing in de vermo
genssfeer. De problematiek van de druk
van de vermogensbelasting op het in de
eigen onderneming belegde vermogen
werd echter, gezien het geheel eigen
lijkse aangepaste vaste bedragen in de
Wet Inkomstenbelasting 1964 drastisch
te verhogen en 'inflatieproof' te maken.
Op internationaal gebied is een ontwik
keling te bespeuren die voert naar een
steeds verder gaande samenwerking
zowel bi- en multilateraal. Vooral in Be
nelux- en in EG-verband heeft deze ont
wikkeling in een versneld tempo plaats.
Ten aanzien van invoerrechten heeft in
EG-verband reeds een unificatie plaats
gehad zodat op dat punt een vrij verkeer
van goederen tussen de lidstaten moge
lijk is terwijl tegenover de derde-landen
een uniform tarief wordt toegep;ast.
Op 1 januari jongstleden is de 6e richt
lijn inzake de BTW van kracht geworden
atTUlS,
diezelfde datum kwamen bepalingen tot
stand waarbij de gehuwde vrouw 'zelf
standig belastingplichtig' werd.
Naast de inmiddels regelmatig bijgestel
de normen betreffende de winsttoere-
kening aan de in de onderneming van
De toenemende inflatie in de zeventiger
jaren bracht voor het bedrijfsleven toe
nemende zorgen mee.
Juist in de kleine en middelgrote onder
nemingen waar men onder andere door
de heterogeniteit van de voorraden niet
in de mogelijkheid verkeerde gebruik te
maken van de via de rechtspraak fiscaal
geaccepteerde stelsels van voorraad-
waardering deden zich de problemen
extra gevoelen.
Een en ander resulteerde begin 1975 in
een verzoek van de bewindslieden van
het Ministerie van Financiën aan prof.
mr. H. J. Hofstra een studie te verrich
ten op welke wijzen en in welke om
vang veranderingen in de waarde van
het geld invloed hebben op de verdeling
van de belastingdruk.
Ook de samenhang met problemen bui
ten het fiscale terrein dienden bekeken
te worden. Omdat het ging om een zeer
gecompliceerd en veelomvattend vraag
stuk waren enkele jaren van studie no
dig. Binnen afzienbare tijd zal deze
'commissie-Hofstra' nu haar rapport uit
brengen, waarbij ongetwijfeld vergaan
de wijzigingsvoorstellen ter tafel zullen
komen. Ter verlichting van de proble-
karakter van dit vermogen, intussen zo
urgent geacht dat het geboden was een
voorlopige maatregel te treffen. Deze
maakt het mogelijk een bepaald bedrag
van in een onderneming belegd vermo
gen buiten aanmerking te laten bij de
heffing van vermogensbelasting.
Naast de in het bovenstaande reeds ver
melde belastingmaatregelen welke voor
het midden- en kleinbedrijf van belang
zijn kan verder nog gememoreerd wor
den de mogelijkheid van vervroegde af
schrijvingen en de mogelijkheid van
middeling.
Onder dit laatste wordt verstaan het
over een bepaald aantal jaren gelijkma
tig verdelen van per jaar (vrij sterk) wis
selende winsten.
Tevens zijn in de voornoemde Wet op
de Inkomstenbelasting voorzieningen
getroffen om de overdracht van een on
derneming aan bepaalde naaste ver
wanten in zekere situaties te vergemak
kelijken.
Daarnaast wil ik wijzen op de Wet op de
Omzetbelasting 1968 waarin de zoge
naamde Kleine ondernemersregeling
van groot belang is. Deze regeling houdt
in dat ondernemers/natuurlijke perso
nen de BTW niet behoeven af te dragen
aan de fiscus indien de totaal verschul
digde belasting een bepaald bedrag niet
te boven gaat.
Ten slotte verdient nog vermelding de
met ingang van 1977 genomen maatre
gelen om de tot dan toe niet of nauwe-
welke ondermeer de bedoeling heeft te
komen tot een uniforme heffingsgrond
slag voor deze belasting teneinde de on
derlinge vervlechting van de nationale
economieën te versnellen met het oog
op de etappegewijze totstandkoming
van een economische en monetaire
unie.
Het Sociale Beleid
Uitgangspunt voor het sociale beleid
van de overheid ten aanzien van de zelf
standigen vormt de integratie van deze
groep ondernemers in het sociale zeker
heidsstelsel. Hierbij wordt er naar ge
streefd de bestaande achterstand van
zelfstandige werknemers zoveel moge
lijk on;edaan te maken en wanneer dit
niet mogelijk is tenminste niet groter te
laten worden.
In ruimer verband kan onder sociaal be
leid mede worden verstaan de sociale
positie van de werknemers in het mid
den- en kleinbedrijf. Ten grondslag hier
aan ligt de gedachte, dat het midden-
en kleinbedrijf mede gediend is met een
volwaardige positie op de arbeidsmarkt:
op het terrein van de primaire en secun
daire arbeidsvoorwaarden dient daarom
een achterstand ten opzichte van ande
re delen van het bedrijfsleven vermeden
te worden.
In het hierna volgende zal ik mij beper
ken tot het belichten van een aantal as
pecten van het sociale overheidsbeleid
ten aanzien van de zelfstandigen in en
gere zin.
In zijn algemeenheid is het voor zelf-