ter geen eenvoudige zaak. Niet alleen bestaat er een zeer groot aantal subsi dieregelingen, waarbij meerdere minis teries betrokken zijn, maar tevens dra gen veel van deze regelingen een tijde lijk en incidenteel karakter. Toch wil ik trachten in grote lijnen een overzicht te geven van een aantal van deze regelingen, die voor het midden- en kleinbedrijf van belang kunnen zijn. Hierbij ga ik uit van een globale indeling in algemeen werkende subsidiemaatre gelingen enerzijds en subsidieregelin gen ten behoeve van bijzondere catego rieën anderzijds. den in aanmerking komen voor subsidie voor werknemers, die het bij de Wet Mi nimumloon en Minimumvakantiebijslag voor de betrokken leeftijdscategorie vastgestelde minimumloon ontvangen. Naar verwachting zal ook voor 1978 een dergelijke regeling van kracht zijn. d Subsidies in verband met energiebe sparing. Recent zijn een aantal regelingen tot stand gekomen, die het bedrijfsleven fi nancieel tegemoet komen indien zij energiebesparende maatregelen treffen. Naast een bijdrage in de kosten, die een energie-adviseur in rekening brengt kunnen aan een ondernemer subsidies Het fiscale beleid Na de Tweede Wereldoorlog ging de overheid zich meer en meer bedienen van belastingmaatregelen, wanneer dit in verband met structurele of conjunctu rele ontwikkelingen wenselijk werd ge acht. Mede op grond daarvan werden bij de Wet Belasting herziening 1950 en het Belastingplan 1953 belangrijke maatre gelen ten behoeve van het bedrijfsleven genomen. Er had een herformulering plaats van de artikelen betreffende de winstbepaling en de eindafrekening, de extra belasting op bedrijfswinsten werd afgeschaft en de investeringsaftrek werd ingevoerd. Algemeen werkende subsidiemaat regelen a 30 loonkostensubidie. De werkever, die een moeilijk plaatsba re werkloze voor onbepaalde tijd in dienst neemt, ontvangt een tegemoet koming van 30 in de loonkosten, ver hoogd met een opslag voor sociale las ten. De regeling geldt, onder bepaalde voorwaarden, ook voor werknemers die part-time in dienst worden genomen. b Loonsuppletieregeling. Deze regeling heeft als doel financiële drempels voor werknemers bij het aan vaarden van nieuwe arbeid weg te ne men. Indien een werkloze werknemer arbeid kan vinden tegen een beloning, die lager is dan het dagloon waarnaar zijn uitkering krachtens de Werkloos heidswet of de Wet Werkloosheids voorziening wordt berekend, dan kan deze werknemer onder bepaalde voor waarden aanspraak verkrijgen op aan vulling van het loon (loonsuppletie). Een werkgever kan dergelijke werknemers, die in dienst willen treden op deze rege ling attent maken. c Subsidieregeling minimumloon. Ter tegemoetkoming in de discrepantie tussen de stijging van de macro-loon som enerzijds en de minimum-loonsom anderzijds is in 1977 (evenals in 1976) een subsidieregeling minimum (jeugd)- loon van kracht geweest. Op grond van deze regeling kunnen on dernemers onder bepaalde voorwaar- verleend worden in de kosten van inves teringen in bedrijfsmiddelen, die gericht zijn op energiebesparingen. e Subsidieregeling modernisering win kelconcentraties. Aan een samenwerkende groep van on dernemers in verouderde winkelconcen traties gelegen in gebieden en plaatsen, welke vallen onder de werkingssfeer van het regionaal economisch beleid of die een belangrijke functie vervullen in het door de regering gevoerde verstede- lijkingsbeleid kan om de aantrekkings kracht van de winkels te vergroten een tegemoetkoming worden verleend in de kosten van modernisering. Subsidieregelingen ten behoeve van bijzondere categorieën Met name betreft het hier subsidierege lingen, welke ten doel hebben de in schakeling in het arbeidsproces te be vorderen van categorieën werknemers, die om welke reden dan ook minder makkelijk een hun passende functie kunnen vinden. Hierbij valt te denken aan gehandicapten, migranten uit Suri name en de Nederlandse Antillen, part-timers, schoolverlaters, partieel leerplichtigen en dergelijke. In de praktijk is gebleken, dat het mid den- en kleinbedrijf vooral profiteert van de subsidieregelingen minimumloon en de subsidieregeling modernisering win kelconcentraties. Daarnaast werd de mogelijkheid tot ver liescompensatie belangrijk verbeterd en werd de overdracht- en liquidatievrij stelling heringevoerd. De volgende belangrijke ontwikkeling was de invoering van de Wet op de In komstenbelasting 1964. Hierbij werd onder meer de voor zelfstandige onder nemers zo belangrijke stamrechtvrijstel- ling gelegaliseerd. Deze regeling maakt het voor zelfstandigen mogelijk bij ver koop of opheffing van hun onderneming de daarbij behaalde stakingswinst on belast om te zetten in een stamrecht (recht op lijfrente). Reeds kort na invoering van deze wet werd een herbezinning noodzakelijk ge acht op diverse vraagstukken bij de be lastingheffing. Dit leidde in 1969 onder andere tot de instelling van de zoge naamde 'Commissie-Van Soest'. Deze commissie kreeg een opdracht 'te onderzoeken of tussen de belastinghef fing van zelfstandigen en die van loon- trekkenden verschillen bestaan die lei den tot ongelijkheden bij de verdeling van de belastingdruk ten nadele van zelfstandigen'. De belangrijkste conclusie van deze commissie was dat er een belangrijk verschil bestond in de fiscale behande ling tussen zelfstandigen en loontrek- kenden op het gebied van de oudedags voorziening en wel ten nadele van zelf standigen. Een rechtstreeks gevolg van deze situatie was het voor de zelfstan dige ondernemers per 1 januari 1973

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 15