onvoltooid jaar doorzettende ondernemer 7 JRH SAIs vanzelf komt de neiging op om voor jezelf de balans van 1977 op te maken. Heb ik gelijk, dat we allemaal het gevoel hebben, dat zo n balansafsluiting deze keer maar heel slecht zal lukken? We zijn beurs geworden van die vermaledijde kabinetscrisis. Tot in den treure toe lazen we maandenlang over dezelfde problemen, zonder dat de oplossing iets dichterbij kwam. Allerlei verschijnselen wakkerden onze bezorgdheid aan: een al meer tanende conjunctuur, schokkende gewelddadigheden hier en elders en we zagen zelfs het nare woord crisis opduiken in een nog onheilspellender betekenis dan het al door de kabinetsformatie kreeg. Het speuren naar tekenen van wat de toekomst in petto heeft werd een rage. We ontdekken hoopvolle symptomen, echter al te vaak brengen de vondsten ons in ongerustheid en onzekerheid. Het jaar '77 is 'onvoltooid' gebleven. Wat zal de voltooiing in '78 en volgende jaren brengen? Tegen die achtergrond is het even een verademing naar ons eigen bedrijf en organisatie te kijken. Dat brengt ons gelukkig niet in een mineurstemming, we doen het met plezier. De heer Mertens laat dat elders in ons blad ook al merken. Cijfers komen later, maar ik mag wel even een paar aardige dingen noemen, die 1977 voor ons gebracht heeft. Eén daarvan is het 'aflossen van de wacht'. De heer Lardinois nam die wacht op 1 januari over uit de vertrouwde handen van dr. Verhage. Natuurlijk, we kregen van de nieuwe topman een andere stijl, maar de aflossing is toch maar vlekkeloos verlopen. In de kortste tijd zagen we de heer Lardinois de vanzelfsprekende Rabobankman worden I Ook bracht 1977 onze beleidsplanning van de teken- en overlegtafels op onze werktafels. Geen kleinigheid. En ondertussen rijpte de vrucht van de studie over financiële verhoudingen in stilte: we hopen deze over enkele maanden te plukken en te proeven. En als we van de andere opwekkende symptomen in onze organisatie nog de oprichting van de Unico Banking Group noemen dan hebben we in ieder geval in eigen kring een hoopvol tegenwicht als 'de onvoltooide' van 1977 ons toch wel bedrukt. Eind november las ik een artikel: Ondernemer zijn, hoe voelt dat? Geschreven door een directeur van een niet zo groot familiebedrijf, dat in enkele jaren zijn machinepark sterk zag verouderen en het aantal werknemers zag dalen van 250 tot ca. 180 man. In zeer openhartige en persoonlijke trant bleek daaruit hoezeer de spanningen en inspanningen rond zijn bedrijf de schrijver persoonlijk raakten: 'Je mag dan ook van geluk spreken als je het fysiek uithoudt.Deze directeur wilde anoniem blijven, maar zijn stuk is te vinden in het novembernummer van 'Voorlopig', een niet in alle kringen bekend maandblad, dat 'evangelisch commentaar bij de tijd' wil geven en dat zijn inhoud zeker niet op het 'ondernemers-establishment' pleegt af te stemmen. Ik wil er wat vrij uit citeren, omdat het mij getroffen heeft. Je herkent de problemen, die je vrijwel dagelijks in keurige economische terminologie voorgeschoteld krijgt, maar je wordt er veel dieper door geraakt, als je daarover een man aan het woord krijgt die ze aan den lijve ondervindt. Neem de reorganisaties die nodig geweest zijn. 'We hebben ernstig geprobeerd met ieders persoonlijke omstandigheden rekening te houden de moeilijk plaatsbaren tussen zo 'n 40 en 60 jaar zijn zoveel mogelijk ontzien. Maar het resultaat was, dat mensen boven 60 jaar, oude getrouwen in vele gevallen, die het bedrijf 40 jaar of meer met ere hadden gediend nu 'de WW in moestenweliswaar met inkomstengarantie onzerzijds, maar daarom emotioneel voor beide partijen niet minder pijnlijk! Zo'n reorganisatie gaat niet aan mij a/s ondernemer voorbij. Je rol als directeur eist enerzijds een 'harde' opstelling, anderzijds ben je je bewust over mensen te onderhandelen, met vakbonden en ondernemingsraad, en je weet hoe pijnlijk de gevolgen kunnen zijn. Toch is iedereen in het bedrijf ervan overtuigd, dat we qua bedrijfsvoering uitsteken boven de middelmaat. De oorzaak ligt alleen en uitsluitend in de teruglopende markt voor onze produkten, wat menselijkerwijze niet te voorzien was. Telkens weer moet je je vermannen om je rol te kunnen blijven spelen. Alles in de hoop, dat de economie zal opleven. Steeds maar zweven tussen optimisme en pessimisme. Dat veroorzaakt een zekere gespletenheid, die ook thuis spanningen geeft, ook al kan je vrouw nog zo veel begrip hebben voor de situatie. Sommige managers vluchten dan ook in een 'baan': de salarissen zijn niet slechter, de pensioenen zeker nieten de zorgen kun je achterlaten voor je opvolger. Deze eigen-situatietekening lijkt me toch wel typerend voor eind 1977. Mits we maar niet vergeten, dat - ondanks alles - de ondernemerslust en -pit er nog wel degelijk zijn. Het artikel weet er van: 'Gelukkig zijn er een aantal doorzetters: zij die menen, dat er een industrie moét blijven in hun branche, dat na deze tijden wel weer betere zullen komen, zij die zich verantwoordelijk weten voor hun mensen. De schrijver zegt niet tot die mensen te behoren, die precies weten aan welke regering en aan welke partij de situatie te wijten is. De situatie in zijn bedrijfstak is in andere westerse landen niet veel anders en dat wijst op een complexe oorzaak. 'Maar waar ik voor pleit, dat is voor een beetje begrip voor het feit, dat de hele economische toestand labiel is en dat het aller inspanning vraagt om daar verandering in te brengen. Als Rabobankorganisatie zeg je hier amen op. In plaats van een ergerlijk wanbegrip verdienen doorzetters als deze anonymus en zijn collega's dat wij in 1978 naast hen staan om ieder naar vermogen door gezamenlijke inspanning een wending ten gunste te bewerkstelligen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 9