gevolg zijn van het niet of niet volledig doorberekenen van de kostenstijgingen in de prijzen. Gecombineerd met het feit dat de stij ging van de grondprijzen (meer laag bouw betekent ook meer grond per wo ning) en de toename van de woning kwaliteit niet tot uiting komen in de bouwkostenindex maar wel in de wo ningprijzen, kan derhalve moeilijk verde digd worden dat er sprake is van een al gemeen irreëel prijsniveau op de wo ningmarkt. Onder invloed van de in 1977 weer op levende bouwactiviteit en door het ver dwijnen van een aanzienlijk aantal be drijven kan doorberekening van de kos tenstijging in de prijzen momenteel wel plaatshebben. Ook in de nabije toe komst zal dit waarschijnlijk mogelijk blijven. De bouwkosten per woning, waarin de kwaliteitsverbetering, de toepassing van andere materialen (meer hout en bak steen), de grotere typenvariatie en de afname van de gemiddelde projectom- vang tot uiting komen, stijgen dan ook aanzienlijk sneller dan de inflatie. In het eerste halfjaar van 1977 stegen de bouwkosten per woning met gelijke in houd naar schatting zelfs met 10 tot 15%! Het overheidsbeleid Medio 1977 brachten het Bouwcentrum en het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) verslag uit van een gezamenlijk onderzoek naar de toekom stige woningbehoefte in Nederland. Het onderzoek is verricht in opdracht van de minister van Volkshuisvesting en Ruim telijke Ordening en gebaseerd op de meest recente ramingen met betrekking tot de toekomstige omvang en samen stelling van de Nederlandse bevolking. De beide onderzoekinstituten komen voor de periode 1975-1979 tot een noodzakelijke gemiddelde jaarproduktie van 126 200 woningen. Aangezien de meerjarenraming van het ministerie uit gaat van een jaarproduktie van 110 000 115 000 woningen zou een reactie van de opdrachtgever tot het onderzoek verwacht mogen worden. Deze reactie is echter niet gevolgd. Het woning bouwprogramma voor het komend jaar omvat 106 000 woningen en 8 000 wooneenheden. Opmerkelijk is hierbij, dat de enige forse toename is waar te nemen in een sector waarop de over heid weinig of geen invloed kan uitoefe nen, namelijk de vrije sectorbouw. Ervan uitgaande dat ook in de komende tijd de meerjarenraming niet drastisch bijgesteld zal worden, zal ons land in 1980 geconfronteerd worden met een kwantitatief woningtekort van meer dan 40 000 woningen. Het tekort aan koop woningen is evenwel nog vele malen groter. In het Structuurschema Volks huisvesting valt te lezen: 'van het totale aantal woningen blijkt in 1975 38% door de eigenaar te worden bewoond, terwijl het gewenste percentage 42 be draagt'. Het verschil tussen deze beide percentages komt overeen met het ont breken van liefst 175 000 koopwonin gen. Aangezien de nieuwbouw van ei gen woningen de komende jaren onge veer gelijke tred houdt met de jaarlijkse toename van de vraag zal dit tekort nog lange tijd blijven bestaan. De regering heeft in het recente verle den overigens zelf bijgedragen tot dit grote kwalitatieve woningtekort. Nadat in het begin van de jaren zeventig de woningnood grotendeels was opgehe ven en de vraag naar koopwoningen veel groter bleek te zijn dan het aanbod, voelde zij zich toch geroepen om via een scala van stimulerende maatregelen de eigen woning nog aantrekkelijker te ma ken. Gecombineerd met de veranderin gen in het huurbeleid en de uitbreiding van de financieringsmogelijkheden bij de banken resulteerde dit in een over spannen vraag naar koophuizen. Aangezien het aanbod vrijwel niet toe nam, waren de forse prijsverhogingen het resultaat. Geconfronteerd met de nadelen van deze prijsstijgingen begint de regering momenteel aan de vraagzij de van de woningmarkt de handrem aan te trekken. Op 17 mei jongstleden maakte De Nederlandsche Bank de in voering van kredietbeperkende maatre gelen bekend, welke maatregel mede bedoeld was om een einde te maken aan de 'windhandel in onroerend goed', zoals dr. J. Zijlstra het noemde. Op het moment van het schrijven van dit artikel is de signatuur van het ko mende kabinet nog niet bekend. Enkele mogelijkheden om de vraag naar koop woningen af te remmen, zijn achtereen volgens: 1. afschaffing van de subsidies op ei gen woningen: 2. verhoging van het huurwaardefor-, fait; 3. invoering van een reële vermogens winstbelasting op onroerend goed: 4. beperking van de financieringsmoge lijkheden voor de eigen woning: 5. beperking van de fiscale aftrek van hypotheekrente voor de eigen woning. De volgorde van de in het bovenstaande genoemde mogelijkheden is overigens niet geheel willekeurig gekozen. De maatregelen zijn gerangschikt naar de mate waarin zij gepaard gaan met nadelige neveneffecten voor de woning markt op langere termijn. Met name de laatste twee genoemde mogelijkheden lijken maatregelen te zijn, waarbij het middel ernstiger is dan de kwaal. Het is daarom ook voor een toekom stige regering uit financieringsoogpunt niet verstandig tot deze maatregelen te bestuiten, want dan zal de koopwoning als kalf verdrinken, voordat het een vol groeide melkkoe geworden is. De financiering Onder invloed van de uitbreiding van de financieringsmogelijkheden, de prijsstij gingen op de woningmarkt en de toena me van het eigen woningbezit is het be drag aan uitstaande woninghypotheken de laatste jaren fors gestegen. Eind 1976 stond in ons land voor een totaal bedrag van f55 miljard aan woninghy potheken uit. De verdeling hiervan over de verschillende hypotheekverstrekken- de instellingen luidt als volgt: Rabobank 31 Handelsbanken 15% Verzekeringsmaatschappijen 13% Bouwfondsen 11 Hypotheekbanken 8 Spaarbanken 8 Rijkspostspaarbank 4 Overige 10% Het zeer omvangrijke onder hypotheek op woningen gefinancierde bedrag is met name een gevolg van de opvallend sterke groei, die de markt voor de wo ninghypotheken de afgelopen jaren heeft gekenmerkt. Weliswaar weten wij niet in hoeverre de overheid in de naas te toekomst maatregelen wenst te ne men, die remmend op de vraagzijde naar woningen bedoelen te werken, wij kunnen ook niet voorspellen in hoeverre zulke maatregelen effect zullen sorte ren, maar - los daarvan - menen wij dat de groei van de woninghypotheekmarkt zich in de eerstkomende jaren zeer sterk zal doorzetten. Gemeten aan de al geprononceerder wordende voorkeur voor koophuizen, moet ook in de toekomst met een over spannen vraag op de woningmarkt re kening worden gehouden. Ondanks en een beetje ook dank zij het grote kwali tatieve woningtekort - het feit dat te weinig koopwoningen beschikbaar ko men - mogen we er daarom vanuit gaan, dat het totale in ons land uit staande bedrag aan woninghypotheken in een tijdsbestek van vijf jaar meer dan verdubbelen of zelfs verdrievoudigen zal. Ook van onze banken zal de markt voor woninghypotheken in de komende jaren de aandacht blijven vragen. Deze markt is kennelijk nog niet gestabiliseerd en biedt door zijn ruimte mogelijkheden tot veranderingen in de marktverhoudin gen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 31