hoe mogen banken commercieel zijn? Dat het gedrag van banken en dat van de particuliere cliënt tegenover el kaar aan verandering onderhevig is geweest, zal niemand zijn ontgaan. Ver dwenen is het gedrag, zoals dat in het begin van de zestiger jaren zo sneidig door Vance Packard werd beschreven, op een wijze dat een ieder er zich wel in kon herkennen. De autoritaire banken en de onderdanige cliënt zijn voorgoed in het museum bijgezet. We kunnen ons afvragen, wie het initiatief heeft genomen voor de ontwik keling welke tot de huidige situatie heeft geleid. IVIu immers zijn het andere mensen die bankrelaties onderhouden, zowel aan de kant van de bank als aan de kant van het publiek. Kwam vroeger een cliënt iets van zijn spaarsal do opnemen, dan deed dat de bankman de wenkbrauwen fronsen. Nu leent hij er hem vlotweg f 5 000,- bij. Stijl en sfeer van de bank zijn op ingrijpen de wijze veranderd. De baliebediende heeft het donkere pak voor een wat comfortabeler outfit ingeruild. Routes die elkaar ontmoeten Sommigen menen, dat deze ontwikke ling past in de geleidelijke afbraak van geldende gezagsverhoudingen. De slij tage waaraan hiërarchische structuren onderhevig zijn, zou volgens deze op vatting de banken ertoe hebben ge bracht - wellicht als eerste teken van branchevervaging - eieren voor hun geld te kiezen en zich aan te sluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen, waarvoor zij voordien nog immuun wa ren. Maar deze theorie is simplistisch en getuigt van een neiging tot negativiteit. Zij brengt ons bovenal niet verder wan neer we ons afvragen, hoe deze ontwik keling verder zal gaan. Zij ontzegt im mers het bankwezen de mogelijkheid haar eigen ontwikkeling op autonome wijze mede te bepalen en doet alleen een roerloos meedrijven veronderstellen op de golven van het maatschappelijk gebeuren. Een realistischer verklaring voor de ge signaleerde ontwikkeling, die tevens po sitiever is, kan worden gevonden in de gemeenschappelijke achtergrond van het ontstaan van het verschijnsel mar keting. Simpelweg gezegd: naarmate het vrij besteedbare inkomen toeneemt, dingen steeds meer en uiteenlopende aanbieders naar de gunst van de consu ment en worden de technieken om in het gevlij te komen, soms subtieler en meestal effectiever. Ook de banken, in hun rol van aanbieder van spaarmogelijkheden, dingen mee. Vervolgens proberen zij deze spaargel den weer aan anderen uit te lenen. Deze J. A. M. van Boxel anderen zijn dan veelal diegenen, die niet sparen, doch voor besteden hebben gekozen. Zij het op andere wijze, toch behoren beide groepen tot de cliënten kring van de bank. Natuurlijk is het voor een bank van belang, dat spaar- en leenstromen elkaar in de tijd gezien in evenwicht houden. Naarmate deze geldstromen groter wor den, wordt het niet alleen moeilijker, maar ook belangrijker deze naar richting en omvang te sturen en te beheersen. Dit geldt niet alleen voor het bankwezen als totaal. De toenemende concurrentie tussen banken en andere financiële in stellingen onderling dwingt ieder der betrokken partijen tot een planmatig commercieel gedrag. Daarom bestaat bankmarketing dan ook, en mag bij het beschouwen van de ontwikkeling van na 1960 het autonome gedrag van banken zeker niet worden onderschat. Een saillant voorbeeld was de introduc tie van de betaalrekening. Door deze dienst is de entree tot een bank ook opengesteld voor mensen die er vroeger niet kwamen. Doordat een bezoek aan een bank voor velen tot het gewone routeschema is gaan behoren, is de bank thans in staat haar spaar- en leen- activiteiten op een veel breder publiek te richten. En, al kunnen óók banken zich strikt al truïstische motieven niet veroorloven, is het evenzeer de consument in materieel opzicht beter vergaan juist doordat hij van bankdiensten gebruik maakte. Wie kan heden ten dage een eigen woning kopen zonder hypotheek? Hoeveel men sen zouden hun nieuwe auto helemaal van gespaard geld betalen? Ook op lange termijn zal het bedrijfsre sultaat van een bank in eerste instantie worden bepaald door wat er op sparen en lenen wordt verdiend. Des te opmerkelijker daarom is het, dat de betaalrekening zich in zo korte tijd heeft kunnen ontwikkelen tot hét voor beeld van actief gedrag van bank en consument. Eén paar slechte schoenen Het uitgangspunt 'bank voor iedereen' betekent niet dat iedereen op uniforme wijze op het gebied van betaalrekenin gen benaderd wordt. Een kledingzaak die de gehele bevolking als klant wil hebben, moet óók een variëteit van ma ten, kleuren, kwaliteiten en prijzen aan bieden. Confectie dus, met een maxima le kans op slagen en optimale pasvorm. Zoiets geldt ook voor de bank. Zij va rieert op het thema betaalrekening door daaraan al of niet bepaalde 'accessoi res' verkrijgbaar te stellen, bijvoorbeeld het wel of niet ter beschikking stellen van salariskrediet, van betaal- of euro cheques en andere zaken die direct van de betaalrekening zijn afgeleid. Een an der voorbeeld is het openen van moge lijkheden tot kashandelingen op uitzon derlijke plaatsen (bejaardentehuizen, kazernes, universiteiten enz.). De mate waarin de bank kan en wil va riëren, hangt veelal samen het het be lang dat zij hecht aan het onderhouden van een relatie met een bepaalde doel groep. Gelukkig verliest de opvatting, dat een bank alleen het huidige cliëntenbestand beziet en de cliënten naar hun huidige betekenis beoordeelt, snel terrein. De spaarder van vandaag kan de lener van morgen zijn en iemand die nü zelfs gro te bedragen wil lenen kan na verloop van tijd, afhankelijk van zijn levensfase, een grote spaarder worden. Daarbij is uit onderzoek komen vast te staan, dat een cliënt bij het aangaan van verdere relaties heel vaak kiest voor de instelling waar hij al klant was. En dat is logisch. Ten slotte kopen we vaak onze schoenen in dezelfde zaak, hebben we soms een voorliefde voor een bepaald

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 24