verloren, in een economisch klimaat dat niet alleen door scherpe en toenemende concurrentie (buitenlandse banken in Nederland, vorming van een staatsbank, enz.) wordt gekenmerkt, maar ook met toenemende financieringsrisico's ge paard gaat. Welnu, met de nagestreefde groei van de bedrijfsomvang, voor zover uitge drukt in het balanstotaal, zal ook aan de noodzakelijke vermogenspositie worden voldaan. Groei en vermogensvorming kunnen wel, maar behoeven niet met elkaar in strijd te zijn. Dat hangt namelijk in be langrijke mate af van een derde factor, te weten, de rentabiliteit welke onze organisatie heeft. De mogelijkheid om jaarlijks uit de resultaten toevoegingen te doen aan het vermogen is de reserve ringscapaciteit. De verwachte reserveringscapaciteit van onze organisatie welke wordt be paald door de ontwikkeling van ren te-opbrengsten, provisie-opbrengsten en kosten, zal bij de nagestreefde groei het daarbij noodzakelijke vermogen ze ker stellen. Met andere woorden, bij de gemiddelde groei welke wordt nage streefd en die niet gering is mede tegen de achtergrond van de verwachte ont wikkelingen van de Nederlandse econo mie, zal onze organisatie niet in de 'sol- vabiliteitsklem' raken. IMiet scheef trekken In het beleidsplan nemen de financiële aspecten een belangrijke plaats in, on danks het feit dat organisatorische as pecten, commerciële, sociale en andere in feite even belangrijk zijn. Twee ver klaringen zijn daarvoor te geven. Ten eerste, bankiers houden zich nu een maal graag met financiën bezig. Belangrijker is echter het feit, dat na mens en voor de gemeenschap De Ne- derlandsche Bank toezicht uitoefent op het reilen en zeilen van banken. Dit toe zicht geschiedt voornamelijk in de vorm van een aantal strikte regels waaraan de banken zich te houden hebben. Deze re gels nu hebben vrijwel uitsluitend een financieel karakter en hebben, zoals be kend, betrekking op de liquiditeit van de banken en op hun vermogensbasis. Het gaat De Nederlandsche Bank er daarbij met name enerzijds om de positie van de spaarders, crediteuren en deposan ten veilig te stellen, anderzijds om via het handhaven van een gezond geld- en kapitaalverkeer, voldoende smeermid delen in de vaderlandse economische machinerie te houden. Daartoe is het noodzakelijk dat de ban ken niet alleen over behoorlijke liquidi teit beschikken om aan de toegestane opvragingen van het bankpubliek te kunnen voldoen, maar ook om over vol doende vermogen te beschikken om dit mede voor kredietverlening te kunnen aanwenden en om eventuele verliezen te kunnen opvangen. In deze tijd van bedrijfssluitingen en dergelijke is dit laatste risico zeker niet meer denkbeel dig te noemen. Hoewel in het beleidsplan de gewenste vermogenspositie gelijkwaardig aan de groei van de bedrijfsomvang is behan deld, heeft de verdere versterking van de vermogenspositie in de gedachten- bepaling ook om redenen van intern be leid een belangrijke rol gespeeld. De be leidsoverweging daarbij is geweest, dat de Rabobank bij een eventuele keer van de economie ten goede en een herle ving van de investeringslust van het be drijfsleven, de daaruit voortvloeiende kredietaanvraag niet zal behoeven te ontwijken omdat de minimum vermo genspositie die De Nederlandsche Bank daarvoor aanwezig wil zien op dat mo ment onvoldoende zou blijken te zijn. Met andere woorden, de Rabobank maakt zich in deze planperiode op, om aan het eventuele en verlangde herstel van de conjunctuur en aan de financie ring van structurele verbeteringen in de economie in de toekomst haar bijdrage te kunnen geven. Met bovenstaande beschouwingen zou de indruk kunnen worden gewekt, dat de Rabobank in haar beleidsplan uitslui tend financiële doelen nastreeft. Er zijn echter andere belangen onderkend, die moeten worden veilig gesteld. Zo krijgen met name organisatorische, opleidings- en managementvraagstuk- ken binnen de Rabobankorganisatie de aandacht. Wanneer het accent van het beleid uitsluitend zou worden gericht op financiële doelen en daarmee hechte fi nanciële fundamenten voor de toe komst worden gelegd; is het gevaar voor een 'scheeftrekken' van het Rabo- bankgebouw niet denkbeeldig, wanneer immers tegelijkertijd de sociale, perso nele, organisatorische en management- fundamenten door verwaarlozing ver molmd zouden raken. Onze bankorgani- satie bestaat en groeit bij de gratie van een goed management, hoog gekwalifi ceerd en kundig personeel en een hech te onderlinge band van zelfstandig ope rerende banken. Met name op deze laatste aspecten zal in de toekomst een even zware wissel worden gelegd als op de financiële basis van onze organisatie. Geen heilige koe De methodiek die bij de opstelling van dit eerste beleidsplan is gevolgd, is voor de volgende jaren voor verbetering vat baar. Wat betreft de overlegprocedures kan van een experimenteel jaar worden gesproken. De ervaring die tot nu toe is opgedaan, noodzaakt evenwel niet tot voorstellen voor drastische wijzigingen. De grondgedachte om ieder jaar vijf jaar vooruit te zien en daarbij nieuwe beleidslijnen te ontwerpen of oude te herzien, past bij banken die, anders dan menige andere bedrijfstak, sterk afhan kelijk zijn van gebeurtenissen buiten hun invloedssfeer gelegen. De organisatie is nu uitgerust met een nieuw instrument van jaarlijks beleids overleg. Bij de gebruikelijke bespreking in het voorjaar van de jaarresultaten en het jaarverslag, kunnen de in het be leidsplan getrokken lijnen gaan dienen als toetssteen voor het gevoerde beleid. Voor de periodieke tussentijdse over zichten van de gang van zaken in de organisatie over kwartalen en halfjaar zal het beleidsplan als maatlat gaan fun geren. De Rabobank heeft met het beleidsplan een ingebouwd mechaniek verworven om op, meer of minder, spectaculaire gebeurtenissen bij de concurrentie, in de markt, enz., bedachtzaam, maar wel doeltreffend te reageren en zodoende haar verworven positie als bank, met het grootste binnenlandse bedrijf, te handhaven. De beleidsplanning is in de Rabobank geïntroduceerd in een tijdsbestek dat op het nut en de zin van planning flink wordt afgegeven. Voor zover beleids planningsystemen uit de jaren zestig nu zouden worden toegepast op de econo mische en sociale omstandigheden van de jaren zeventig, is die kritiek juist. Het miskennen van die kritiek zou immers betekenen, dat men ook voorbij ziet aan het feit, dat tussen de sociale, monetai re en economische omstandigheden van het vorig decennium en die van de zeventigerjaren een breuklijn ligt. In de jaren zestig konden plannen wor den opgesteld, die gehaald werden of gehaald moesten worden. Deze gedach te is thans vrijwel verlaten. De systema tiek, die de Rabobank heeft gekozen, houdt met deze nieuwe inzichten reke ning. Plannen zijn geen berekende ze kerheden meer. De meest sprekende aanduiding daarvoor is, dat het Beleids plan 1978-1981 niet als een 'heilige koe' de organisatie is binnengevoerd. Vooruit kijken is door de voorruit kijken De werkelijke functie en rol van het be leidsplan concreet te formuleren, zou een uitgebreid exposé vereisen. Rol en functie komen wellicht het beste tot uit drukking wanneer zij in relatie worden gebracht met het jaarverslag. Jaarlijks, en dus weer begin 1978, ma ken talloze bedrijven zich op om de re sultaten en de balans van het afgelopen jaar te bespreken. Ook de Rabobanken. De laatste jaren doet zich daarbij niet al leen bij onze jaarvergadering, maar bij die van vele bedrijven een interessant verschijnsel voor. Het valt op dat bij een toenemend aan tal bedrijven, de Rabobank niet uitgeslo ten, het agendapunt 'jaarverslag' voor namelijk aanleiding is tot het houden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 11