10 Nederlandse situatie is de strekking van het betoog van prof. Schouten dat de verzwakking van de concurrentiepositie van de Nederlandse economie in de zestiger jaren als gevolg van te hoge loonkostenstijgingen niet werd gecompenseerd door een daling van de koers van de gulden op de valutamarkten. Met deze erfenis zitten we nu nog zonder de mogelijkheid om deze weer ongedaan te maken omdat de wisselkoersen - behoudens enkele uitzonderingen - inmiddels zijn gaan zweven. Wanneer we er nu wel in slagen om de lonen behoorlijk in de hand te houden ontstaat daartegenover een opwaartse druk op de koers van de gulden die het initiële effect van de verbetering van de concurrentiepositie weer teniet doet. Het systeem van zwevende wisselkoersen levert bij loonmatiging wel voordeel op uit een oogpunt van inflatiebestrijding. Een hogere koers van de gulden draagt immers bij tot een matiging van het invoerprijspeil. twintig stellingen over huidige economische politiek maar doen tegelijkertijd de werkloosheid weer toenemen tot het oorspronkelijk ni veau, omdat dan de binnenlandse afzet weer zou gaan stagneren. 14 Al met al zijn bovenbedoelde geldinjecties voorwaardelijk als goed te evalueren en dus te adviseren wanneer zij in staat zijn de vakbondseisen te matigen. Eén-pro- cent nominale loonmatiging levert immers op middellange termijn ruim twintigdui zend manjaren minder werkloosheid op, althans onder de veronderstelling van een constant blijvende wisselkoers. 15 Wanneer een additionele nominale loonmatiging echter gepaard gaat met een dienovereenkomstige appreciatie van de gulden verbetert zij de concurrentiepositie van ons bedrijfsleven - zoals wij de laatste jaren hebben gezien - niet, is zij derhalve slechts goed voor de inflatiebestrijding. Een appreciatie van de gulden is uiteraard - op zichzelf beschouwd - slecht voor de werkgelegenheidsontwikkeling, ook volgens het spoorboekje van het CPB. 16 Op zichzelf mag men een dergelijke koerswijziging echter niet bezien, want zij is mede het gevolg van onze buitenlandse aardgasbaten, van de gevoerde monetaire politiek en - hetzij met nadruk herhaald - van de gevoerde politiek van loonmatiging. Bij min of meer zwevende wisselkoersen gelden nu eenmaal geheel andere samen hangen dan bij een internationaal monetair systeem van vaste wisselkoersen. Toen dat laatste stelsel nog gold hebben we ons langzaam maar zeker uit de markt ge prijsd door te hoge loonaanspraken te honoreren. Nu dit systeem niet meer geldt kunnen we onze goede concurrentiepositie niet meer terugwinnen door een politiek van relatieve loonmatiging! 17 Een beleid daarentegen gericht op een relatief hoger nominale loonontwikkeling kan wel tot een verbetering van de bezettingsgraad van ons machinepark leiden en daarmede tot een toenemende investeringsactiviteit, maar voor de werkloosheids bestrijding helpt dit allemaal niet veel; wat we aan nieuwe arbeidsplaatsen erbij krij gen verliezen we dan immers weer aan oude arbeidsplaatsen. De inflatiebestrijding wordt hierdoor echter volkomen gefrustreerd. 18 Bovendien, wat hebben we aan een potentieel betere bezetting van ons pro- duktieapparaat wanneer we de desbetreffende arbeidskrachten niet kunnen vinden bij gebrek aan voldoende arbeidsmobiliteit. Is m.a.w. de onderbezetting van ons ar beidspotentieel wel zo onvrijwillig als veelal wordt beweerd? Of ontbreken na alle ni- vellatietendensen de prikkels om de juiste man op de juiste plaats te brengen? 19 Onze conclusie moet zijn dat de overheid bij een systeem van min of meer zwe vende wisselkoersen wel de inflatie, maar niet of nauwelijks de werkloosheid kan bestrijden. Het omgekeerde gold tijdens het systeem van vaste wisselkoersen, dat we in de zestiger jaren hadden. In plaats van tijdig (omstreeks 1964) in de pas te lo pen met onze buitenlandse concurrenten hebben we echter nog te lang als koploper gefungeerd, zodat we ons uit de wereldmarkt hebben geprijsd. Deze zonde in het verleden begaan is echter onder de huidige omstandigheden van min of meer zwe vende wisselkoersen niet meer herstelbaar door achter te gaan lopen. We blijven met een te grote zichtbare en onzichtbare werkloosheid zitten, wat we ook doen! 20 Een beleid gericht op een nominale loonmatiging gepaard gaande met een re strictieve monetaire politiek helpt echter thans wel om de inflatie te bestrijden en dat is misschien veel meer dan we vroeger - tijdens het systeem van vaste wissel koersen - durfden te hopen!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1977 | | pagina 12