4 Daardoor werd de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van het buiten
land, gemeten aan de loonkosten per eenheid produkt van de verwerkende industrie,
ondanks toenemende (nominale) loonmatiging in de jaren '76 en '77, niet beter.
5 Geen wonder is het derhalve, dat ons uitvoervolume het wereldhandelsvolume
qua groei niet meer bij kan houden, nadat sinds 1961 (een zeer gunstige uitgangspo
sitie) tot 1973 deze concurrentiepositie al met ca 35 was verslechterd. In het eer
ste halfjaar van 1977 was de groei van ons exportvolume zelfs negatief; voor het
tweede halfjaar wordt thans bij een optimistische kijk een positieve groei verwacht,
maar voor het jaar als geheel wordt niet meer dan een nul-groei verondersteld, dit in
tegenstelling met de oorspronkelijke, een half jaar geleden in het plan 1977 gemaak
te raming van een 6 %-groei.
6 De stijging van het produktievolume van bedrijven wordt dientengevolge (bij on
geveer dezelfde ramingen voor het investerings- en consumptievolume) thans gere
duceerd van 4,5 tot 3 voor het jaar 1977.
7 In plaats van een verwachte positieve mutatie van de vraag naar arbeid door het
bedrijfsleven (plus vijfduizend manjaren), ontstaat nu een negatieve mutatie (min ne
genduizend manjaren), zodat de geregistreerde werkloosheid niet af zal nemen zoals
oorspronkelijk verwacht en gehoopt. Dit ondanks een correctie van het arbeids
aanbod in negatieve zin. De geregistreerde werkloosheid zal derhalve op het peil van
ca. tweehonderdvijfentwintigduizend manjaren blijven staan, en dat bij een peil van
ca. vierhonderdduizend man welke in de opvangmechanismen van WAO en WAA
worden ondergebracht.
8 Voor 1978 wordt door het CPB een sterke vermindering van de binnenlandse afzet
berekend als gevolg van een door de regering gewenste en door het CPB veronder
stelde sterke loonmatiging. De concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van
zijn buitenlandse handelspartners zou hierdoor evenwel verbeteren, zeer sterk zelfs,
wanneer men uitgaat van een voortaan gelijkblijvende wisselkoers. Onder deze om
standigheden zou ons exportvolume (7,5 weer harder kunnen stijgen dan het we
reldhandelsvolume (6
9 Al met al zou het produktvolume van bedrijven eenzelfde lage groeivoet (3 ver
tonen als in 1977 het geval zou zijn: thans (1978) ten gevolge van een te lage groei
voet van de binnenlandse afzet, toen (1977) ten gevolge van een te lage groeivoet
van de buitenlandse afzet.
10 Geen wonder is het dus dat bij een dergelijke lage groeivoet van de bedrijfsacti
viteiten en dus bij een blijvend te hoge arbeidsinkomensquote de uitstoot van ar
beidskrachten uit het bedrijfsleven voortgaat: in 1977 ca. negenduizend manjaren en
in 1978 zelfs eenentwintigduizend manjaren, deze versnelling mede onder invloed
van een wat grotere stijging van de macro-economische arbeidsproduktiviteit (1977:
3 1978: 3,5 Geen verbazing behoeft het dus te wekken dat bij een thans weer
positief veronderstelde mutatie van het arbeidsaanbod voor 1978 het saldo tussen
vraag en aanbod, d.i. de werkloosheid, sterk zal toenemen.
11 Onder de geschetste omstandigheden van onderbezetting van het produk-
tie-apparaat en onvrijwillige werkloosheid zal elke econoom - of hij nu een linkse of
een rechtse stempel heeft meegekregen - adviseren tot bestedingsinjecties van de
kant van de overheid, mede gericht op het behoud van het materiële welvaartspeil
van de modale werknemer. Zonder deze injectie zou het reële beschikbare loon van
deze man dalen ten opzichte van het in 1977 bereikte peil met ca. 2 exclusief de
zogenaamde incidentele looncomponent. De lastenverlichtingen, vermeld in de MEV
1978 van het CPB, met name één miljard gulden indirecte belastingverlaging, één
miljard gulden directe belastingverlaging en 0,75 miljard gulden beperking van de
sociale lasten van werknemers in 1978 brengen onmiddellijk volgens het bekende
spoorboekje van het CPB bedoelde constantheid van het materiële welvaartspeil tot
stand, gegeven het uitgangspunt van geen initiële contractloonstijging en van
een niet-volledige, m.n. voor indirecte belastingmutaties geschoonde prijscompen
satie.
12 De consequenties van al deze miljarden geldinjecties voor de vermindering van
de werkloosheid zijn evenwel noch voor de korte, noch voor de middellange termijn
erg indrukwekkend (hooguit zesduizend manjaren minderl). De consequenties voor
het financieringstekort van de overheid zijn daarentegen des te erger (dit zou dan
van ruim 5 van het nationaal inkomen stijgen naar ruim 6 waarmee de grens
van het monetair toelaatbare ruim overschreden zou zijn).
13 Bezuinigingen op de inkomensoverdrachten van de overheid naar de particuliere
sector van het economisch leven veroorzaken wel een lager financieringstekort,
Toelichting op artikel prof. dr. D. B. J.
Schouten door drs. H. A. de Werker
In de stellingen 16 en 19 over onze
huidige economische politiek wijst prof.
Schouten in het bijzonder op de
consequenties van de huidige min of
meer zwevende wisselkoersen ten
opzichte van het stelsel van vaste
wisselkoersen dat we tot het begin van
de zeventiger jaren hebben gekend. De
betreffende passages zullen, naar wij
aannemen, niet alle lezers zonder meer
duidelijk zijn. Het leek ons daarom nuttig
om hierop een korte toelichting te
geven.
Bij een systeem van vaste wisselkoersen
worden vraag naar en aanbod van
valuta's in evenwicht gebracht op het
niveau van de overeengekomen
wisselkoersen door extra vraag of
aanbod van de zijde van de
verantwoordelijke monetaire
autoriteiten. Bij een
betalingsbalansoverschot van stel
Duitsland zal de koers van de DM een
stijgende tendens te zien geven in
samenhang met een vraagoverschot
voor deze valuta. Immers zal meer
betaald moeten worden aan Duitse
ingezetenen dan deze aan het
buitenland verschuldigd zijn. De
stijgende tendens wordt dan
gecompenseerd door extra vraag naar
buitenlandse geldsoorten door de
Westduitse autoriteiten en door een
extra aanbod van Duitse Marken door
de autoriteiten buiten de
Bondsrepubliek. Daardoor kan de koers
van de DM op het afgesproken niveau
gehandhaafd blijven.
Betalingsbalansverhoudingen hebben in
die situatie derhalve geen directe
invloed op de
concurrentieverhoudingen.
Anders ligt het wanneer het verloop van
de wisselkoersen vrij wordt gelaten. Om
bij hetzelfde voorbeeld te blijven zal de
koers van de DM dan wel gaan stijgen
met als gevolg dat de internationale
concurrentiepositie van de Westduitse
economie verzwakt.
Wanneer we nu terugkeren naar de