met de in mei van kracht geworden
nieuwe, directe kredietbeperkingsrege-
ling, die in de verslagperiode zijn scha
duwen reeds vooruit wierp, is door ons
een zekere prioriteit gegeven aan de be-
drijfsfinanciering. Onder deze omstan
digheden achtten wij dit een acceptabel
beleid.
Binnen de totale kredietverlening viel
een verschuiving van vaste leningen
naar kredieten in rekening-courant te
constateren. Dat zal behalve door de
renteverhoudingen mede beïnvloed zijn
door de grote belangstelling voor con
sumptieve kredietvormen.
De spaarontwikkeling was redelijk, doch
niet opzienbarend. Ons marktaandeel
vertoont een tendens tot stijging. De
spaar- en depositogelden groeiden met
f 100 miljoen meer dan de hoge groei in
1976. Een positieve factor daarbij is dat
de spaarneiging onder invloed van de af
nemende inflatiegraad en de onzekere
sociaal-economische ontwikkelingen
ietwat groter lijkt te zijn geworden. An
derzijds wordt de omvang van de inla
gen waarschijnlijk gedrukt door de ge
ringere inkomensgroei en de lagere in
flatie. Zoals verwacht mocht worden na
men de tegoeden op bankdepositoreke
ningen sterk af: als gevolg van de rente
standen was sprake van een sterke ver
schuiving naar spaarrekeningen. De pri-
vé-rekeningen groeiden gestaag door,
met name de stijging van de tegoeden
daarop. Dat laatste was in nog sterkere
mate het geval met de saldi op de zake
lijke rekeningen-courant.
Voor het tweede halfjaar zijn de vooruit
zichten wat minder gunstig. Zowel t.a.v.
de uitzettingen als van de middelen re
kenen wij op enige matiging in het
groeitempo. Met name zal in deze hele
periode het effect van de kredietbeper
king al meer merkbaar worden. De neu
trale financiering van de Rabohypo-
theekbank zal in dit opzicht echter wat
ruimte kunnen bieden.
Met het tweede halfjaar nog gedeeltelijk
voor ons, verwachten wij dat de be
drijfsomvang van onze organisatie, die
in het eerste halfjaar een hoger groei
tempo dan in 1976 vertoonde, zich be
vredigend zal blijven ontwikkelen. Het
bedrijfsresultaat dat in dat eerste half
jaar nog een redelijke groei t.o.v. de eer
ste helft van 1976 te )ien gaf, zal echter
vermoedelijk over geheel 1977 nominaal
dat van 1976 nauwelijks overtreffen. De
groei van het activiteitenniveau en van
de provisie-opbrengsten en de voort
gaande beperking in de kostenstijging
zullen, naar het zich laat aanzien, nau
welijks voldoende zijn om de daling van
de rentemarge te compenseren. Een stij
ging van het renteniveau lijkt in de ko
mende periode niet te verwachten, ter
wijl ook van de kredietbeperking een ne-
De redactie heeft mij gevraagd nog iets
nader in te gaan op de activiteiten van
ons buitenlands bankbedrijf, vooral naar
aanleiding van het lanceren van de zo
genaamde UNICO-bankgroep van Euro
pese banken. Van de zaak zélf hoef ik
nauwelijks nog iets te zeggen, gezien
het uitvoerige en deskundige artikel van
dr. Van den Adel - hoofd staf groep in
ternationaal beleid - in dit nummer.
Het enige dat ik toch zou willen opmer
ken is het uitspreken van mijn verbazing
dat deze bekrachtigde wilsovereenstem
ming tot een nauwe samenwerking op
een groot aantal terreinen tussen een
zestal volwassen coöperatieve bank-
organisaties pas nu, in 1977, wordt ver
wezenlijkt. Zelfs al zou dit tien jaren ge
leden zijn gebeurd dan nóg had men dit
toen nauwelijks als baanbrekend heb
ben mogen betitelen. Vele commerciële
banken waren ons toen reeds voorge
gaan op deze weg. Met andere woor
den, het werd méér dan tijd.
Het is overigens niet zo dat wij de ande
re coöperatieve banken in Europa niet
kenden. In het verband van CEA-CICA
ontmoet men elkaar reeds tientallen ja
ren. De letters CEA staan voor Europese
samenwerking van coöperaties en land
bouworganisaties. De term CICA duidt
op een wereldwijde organisatie van
coöperatieve banken.
Deze organisaties hebben echter over
wegend een ideëel en zakelijk informa
tief karakter: nuttig en nodig, maar nau
welijks het bankbedrijf zélf beïnvloe
dend. Wij worden hier momenteel nog
steeds geholpen door Jhr. mr. J. C. Gre
ven, oud-lid van de Hoofddirectie van
onze Bank.
Daarnaast is in het begin van de zeven
tiger jaren opgericht de zogenaamde
'Groupement' in Brussel, die de coöpe
ratieve spaar- en kredietinstellingen bin
nen de Europese Gemeenschap verte
genwoordigt. Mr. Ph. C. M. van Campen
is hiervan vele jaren voorzitter geweest
- tot 1 januari 1977 - en nu worden we
hier vertegenwoordigd door de heren
Bakx, Vlak en Jansen Schoonhoven. De
'Groupement' is een organisatie die
eveneens buiten de directe commerciële
of bancaire activiteiten opereert, maar
vooral van betekenis is als vertegen
woordigd en samenwerkend lichaam bij
de Europese instellingen. In een periode
van harmonisatie van Bankwetgeving
én van Europese structuurpolitiek voor
landbouw en industrie: niet minder dan
onontbeerlijk.
De samenwerking via een financiële
deelneming in de LCB (London and Con
tinental Bankers Ltd.) in 1973 was de
eerste aanzet tot een doelgerichte com
merciële samenwerking tussen coöpera
tieve banken in Europa en wél op een
deelgebied: gemeenschappelijke finan
cieringsinstelling. Een dozijn Europese
coöperatieve banken dragen deze instel
ling.
Wij nemen in de LCB deel met een per
centage van ongeveer 12 en zijn hier
mee de derde participant, in volgorde
van grootte. Een jaar geleden - oktober
1976 - heeft dr. Verhage in deze kolom
op zeer heldere wijze uiteengezet waar
om wij onze buitenlandse bankactivitei-
ten zouden moeten versterken en liet hij
ook reeds duidelijk blijken dat men bezig
was met een aantal van de deelnemers
in de LCB tot een verdere samenwerking
te komen. En wel met die zusterinstellin
gen, die reeds een buitenlandse bank
activiteit van enige betekenis hebben
opgebouwd.
Welnu, dit is dan de UNICO-bankgroep
die op 25 oktober 1977 in Londen te wa
ter is gelaten. Waarom in Londen, terwijl
er geen Britse bank bij betrokken is?
Niet alleen omdat Londen het belang
rijkste financiële centrum in Europa is,
maar ook omdat het de vestigingsplaats
is van de LCB, die een belangrijke ban
caire arm van de UNICO-bankgroep zal
worden. Het secretariaat van deze UNI
CO-bankgroep komt in Amsterdam. De
coördinator van de groep zal dr. Verhage
zijn en de secretaris dr. Van den Adel,
schrijver van het artikel waarnaar ik ver
wees aan het begin. Zij zullen in de aan-
vangsperiode de drijvende kracht moe
ten zijn om de trein in beweging te krij
gen. Uiteraard onder verantwoordelijk
heid van de bestuursorganen van de
groep, waar collega Vlak en ondergete
kende de Centrale Rabobank vertegen
woordigen.
Ik geloof dat deze stap een mijlpaal kan
worden in de opbouw van ons buiten
lands bankbedrijf. Is dit nodig? Ik zou
willen zeggen nee: het is niet alleen no
dig, maar absoluut noodzakelijk. Aan het
begin van het jaar heb ik op een pers
conferentie gezegd dat ik hier achter
stond, maar dat we voorzichtig moesten
opereren, gegeven ook de risico's die in
de huidige onrustige wereld aan buiten
landse bankactiviteiten verbonden zijn.
Deze mening ben ik nog steeds toege
daan, maar met een nuanceverschil. We
moeten namelijk ook afwegen welke ri
sico's we lopen als we onvoldoende in
haken op de kansen die ons worden ge
boden en op de kansen die we - mét an
deren - kunnen scheppen.
Dit alles zal heel wat gevolgen kunnen
hebben. Het jaar 1977 zal wel het laat
ste zijn waar we zullen vermelden rond
23 000 mensen in onze organisatie te
werk te stellen, waarvan 0, lees nul, in
het buitenland.
We mogen niet gokken met de toe
komst van onze organisatie. Deze heeft
als éérste doelstelling: de voorziening
van de noodzakelijke bankcaire en aan
verwante diensten aan onze leden be-
drijfscliënten, deelnemers aan en we
zenlijk deel van de ruggegraat van het
Nederlandse bedrijfsleven. Welnu, dit
gezamenlijke bedrijfsleven leeft voor de
helft van afzet én activiteiten in het bui
tenland. Allereerst in Europa, maar daar
na in de gehele wereld. We zullen hén
moeten dienen, anders schieten we te
kort en zou de verleiding wel eens kun
nen gaan komen ook de bestaande dien
sten elders in te dekken.
Lardinois