protectie
De roep om protectie van nationale pro
ducenten tegen concurrerende importen
wordt steeds frequenter gehoord. Grote
werkloosheid, overcapaciteit in som
mige sectoren, monetaire instabiliteit en
inflatie zijn alle uitingen van het minder
gunstige economische klimaat in de
meeste westerse landen. Toenemende
verschillen in de ontwikkeling van de ar
beidskosten per eenheid produkt drei
gen bestaande evenwichten te versto
ren.
Om aan deze 'structurele' problemen
het hoofd te bieden wil men versterkte
protectie weieens als redmiddel zien. Op
het eerste gezicht kunnen invoerbelem-
meringen misschien wel enig soelaas
bieden, doch uiteindelijk zal het middel
ernstiger blijken dan de kwaal. Immers
de landen die hierdoor in hun export ge
troffen worden, zullen vervolgens niet
nalaten vergelijkbare protectionistische
maatregelen te nemen. Dit kan leiden
tot een escalatie van het protectionisme
met als gevolg een geweldige verstoring
van de internationale handel. De nade
len hiervan zullen de oorspronkelijk be
oogde voordelen ruimschoots overtref
fen. Het behoeft hier géén verder betoog
dat het waarborgen van een zo groot
mogelijke vrijhandel van grote betekenis
is. Dit is zeker voor Nederland, dat zo
zeer van deze handel afhankelijk is, het
geval.
Protectie zou slechts als middel mogen
worden gebruikt, indien andere wegen
volstrekt géén uitkomst lijken te bieden.
En dan nog kan slechts enig heil ver
wacht worden van een zeer lichte en
vooral tijdelijke toepassing van een se
lectieve handelsbelemmering die ge
paard gaat met evenwichtsherstellende
maatregelen zoals capaciteitsaanpas
sing, herstructurering en inflatiebeper
king. De protectie zou dan ruimte kun
nen verschaffen voor een geleidelijke
aanpassing. In dit licht kan men de ont
wikkeling van de gedachte aan de zoge
naamde 'georganiseerde' vrije handel
zien. Het gevaar is echter niet denkbeel
dig dat van de noodzakelijke aanpassin
gen nauwelijke iets terecht komt en dat
de handel meer georganiseerd dan vrij
wordt.
Vooralsnog denkt men in EEG-verband
'aan een controle op industriële impor
ten, zoals staal en textielprodukten uit
de zogenaamde lage-lonenlanden. Ten
aanzien van textielprodukten heeft de
Gemeenschap onlangs de al eerder in
Frankrijk ingestelde regelingen aanvaard
voor de hele markt.
Deze regelingen moeten een controle op
al te overvloedige textielimporten waar
borgen en daarmee mede een geleide
lijke aanpassing van de overcapaciteit
welke in de Westeuropese textielindus
trie bestaat, mogelijk maken. Ook met
betrekking tot het gemeenschappelijke
Ir. A. G. Haasjes
medewerker
Stafgroep
Studiedienst
landbouwbeleid, dat één van de belang
rijkste peilers is van de Europese
eenheid, is het protectionisme géén on
besproken zaak. Het beleid staat de laat
ste jaren bloot aan grote kritiek, zowel
van producenten- als consumentenzijde.
Het zou, aldus deze kritiek, niet bijgedra
gen hebben aan de verwezenlijking van
een aantal doelstellingen en protectie en
overschotten hebben bevorderd.
Daarnaast vormt met name het gebrek
aan monetaire eenheid tussen de lidsta
ten een grote bedreiging voor de
eenheid van de landbouwmarkt. De kos
ten die het handhaven van de eenheid
van markt, ondanks de uiteenlopende
monetaire ontwikkelingen in de lidsta
ten, met zich brengen zijn buitengewoon
hoog. Toch heeft dit niet kunnen verhin
deren, dat door de grootte van de mone
taire verschillen en het langdurige be
staan ervan, concurrentievervalsing en
verstoring van de handelsstromen bin
nen de EEG optreden.
Bij de reeds genoemde bedreigingen
van de gemeenschappelijke markt lijkt
zich nu een nieuwe te voegen. De land
bouw in Italië en Zuid-Frankrijk zou eco
nomische voorwaarden met name voor
landbouwproduktie willen verbinden
aan de toetreding van Spanje, Grieken
land en Portugal tot de EEG. In deze op
vatting zal een lange overgangsperiode
noodzakelijk zijn om de vergroting van
reeds bestaande onevenwichtigheden te
voorkomen en aanpassing aan de nieu
we situatie mogelijk te maken. Dit is na
tuurlijk niet zo verwonderlijk gezien de
bijzonder kwetsbare positie van de Zuid
franse departementen en de zwakke Ita
liaanse landbouw. In dit korte bestek is
het uiteraard onmogelijk dieper in te
gaan op deze uiterst complexe zaak.
Wanneer echter aan deze eis tot meer
protectie'" ook tegenover de toetreders,
gehoor zou worden gegeven, zou dit
weieens aanleiding kunnen zijn tot een
zeker intern protectionisme.
Het laat zich gemakkelijk raden wat
j hiervan de gevolgen zouden zijn voor
j een verdergaande Europese eenwor-
ding. Gelukkig is de politieke wil om de
eenheid van markt binnen de EEG te
handhaven vooralsnog aanwezig en on
derkent men de gevaren van het
sneeuwbaleffect van protectie. De
grootste voorzichtigheid blijft echter ge
boden om het ontstaan van een intern
protectionisme te voorkomen. Een ster
kere vooruitgang op de weg naar econo
mische en monetaire integratie zal on
getwijfeld meer kunnen bijdragen aan
de oplossing van huidige economische
problemen, ook op landbouwgebied,
dan het grijpen naar het middel van de
protectie, of dit nu extern dan wel even
tueel intern gebeurt. In het bijzonder
geldt dit wel voor Nederland met een in
ternationale handel die circa 50 van
het nationaal inkomen beloopt en die
voor circa 65 plaatsvindt met de
EEG partners.
Een studie inzake de uitbreiding van
de Gemeenschap, in het Franse Ministe-
rie van Landbouw, stelt de invoering van
interne beschermende maatregelen in
j de sector groenten en fruit als voor
waarden voor de uitbreiding.