onzekerheden in het landbouwbeleid
voor het agrarisch inkomen is de Memorie niet erg op
timistisch. Het zal niet mogelijk zijn om 'voor alle, voor
de produktie noodzakelijke bedrijven' steeds een aan
vaardbaar inkomen uit de markt te krijgen. Welke be
drijven voor de produktie noodzakelijk zijn, wordt in de
Memorie verder niet duidelijk gemaakt, maar verderop
wordt nog eens gezegd dat voor het geheel van onze
landbouw bezorgdheid bestaat over de inkomensont
wikkeling. Natuurlijk is er de Rijksgroepsregeling Zelf
standigen van de Bijstandswet en zijn er regelingen ter
beëindiging van het bedrijf (maar wat dan?). De lasten
verlichting is dit jaar een middel geweest om het inko-
menspeil van een sector die sterk in de verdrukking
was gekomen, wat op te krikken zodat Bijstandswet en
beëindiging voor een aantal bedrijven minder actueel
wordt. De wijze waarop dit beleidsinstrument in de toe
komst zal worden gehanteerd, ligt wellicht 'in de
schoot der goden', maar is in ieder geval afhankelijk
van het nieuwe kabinet.
Mede verantwoordelijk
Door de georganiseerde landbouw is de lastenverlich
ting ook ter sprake gebracht bij de discussie over de in
voering van de heffing op de melk per 16 september.
Deze heffing, ter medefinanciering van het zuivelbeleid,
betekent een extra last v9or de veehouders van ander
half procent van de melkprijs. In de voorafgaande
maanden is het verzet tegen de invoering van de hef
fing gaandeweg toegenomen. De belangrijkste reden
daarvoor was uiteraard de druk die de heffing op het in
komen zal leggen, al zijn dit jaar de voedersituatie en
de prijs van de verkochte runderen bepaald beter dan
vorig jaar.
Hieraan moet worden toegevoegd dat twijfel is ont
staan aan de noodzaak en onontkoombaarheid van -e
heffing, omdat het Europese Hof een andere maatregel,
namelijk de min of meer gedwongen bijmenging van
melkpoeder in veevoer, ongeldig heeft verklaard. Een
argument van het Hof was, dat de verplichte bijmen
ging van melkpoeder, de last van de ene sector op de
ander afwentelt, terwijl er ook andere oplossingen
denkbaar zijn voor de problemen van de melkveehou
derij. Deze redenering zal men niet kunnen toepassen
op de melkheffing, welke immers de last laat bij de sec
tor die hem in eerste instantie op de schouders heeft
gekregen. Door de uitspraak van het Hof zijn er echter
nog onoverzienbare mogelijkheden gekomen om een
beslissing van de Raad te herroepen en het ligt voor de
hand dat tegenstanders van de Raadsbeslissing over de
melkheffing die mogelijkheid niet voorbij willen laten
gaan.
Het is overigens de vraag of men met de uitspraak van
het Hof wel blij moet zijn, ook al zou men een tegen
stander zijn van èn de bijmenging èn de melkheffing.
Het Europese Hof he3ft namelijk zijn juridisch werkter
rein wel erg ruim bemeten met het gevolg dat het in
feite tot beleidsuitspraken is gekomen. Wat kan de
Raad van EG-ministers immers anders doen dan het
verdelen van lasten tussen sectoren en ook tussen pro
ducenten, consumenten en belastingbetalers; en zijn er
niet altijd meer oplossingen denkbaar voor eenzelfde
probleem? Dit is typisch het terrein van politieke beslis
singen. De mogelijkheden van het landbouwbeleid zou
den bijzonder beperkt worden wanneer de Raad geen
belangrijke wijzigingen in de bestaande verdeling van
lasten mag aanbrengen.
Passief
Een andere factor die grond gaf aan het verzet tegen de
invoering van de melkheffing, was de nogal passieve
houding die landbouwcommissaris Gundelach er te
genover innam. De heer Gundelach liet de verdediging
tegenover de producenten van deze maatregel, welke
de Raad op zijn voorstel heeft genomen, bijna geheel
over aan de Ministers van Landbouw van de lid-staten.
Ook zag hij geen kans om snel over de besteding van
de gelden klaarheid te geven. Over dit laatste werd hij
begin september gekapitteld door de Ministers van
Landbouw, die geen van allen in de positie wilden ko
men dat in hun land de heffing zou worden toegepast
en in de andere landen niet. Ze hebben er gezamenlijk
belang bij dat hun besluiten gerespecteerd worden, an
ders kunnen zij hun maandelijkse gang naar Brussel
wel achterwege laten. De heer Gundelach beloofde
voort te maken en zette snel de procedure van inspraak
van het georganiseerd bedrijfsleven in gang, welke pro
cedure hij gedurende de afgelopen maanden uitwerkte,
te zamen met de Europese boerenorganisaties verenigd
in het COPA.
Zowel de melkheffing als de inspraakprocedure zijn
nieuwe elementen in het landbouwbeleid. Het is de be
doeling dat de komende drie jaar een heffing tussen
anderhalf en vier procent van de melkprijs zal worden
opgelegd. Op die manier zou er een directer verband
tussen produktie en afzet worden gelegd; een fraai klin
kend motief hoewel het helemaal niet te verwachten is
dat de heffing tot een vermindering van melkproduktie
zal leiden.
Hiervoor kan men meer verwachten van de premies
voor omschakeling en niet-levering van melk. Het wer
kelijke motief van de heffing is dat de EG niet nog meer
gelden wil spenderen aan het zuivelbeleid dat immers
als verreweg het grootste deel van de gemeenschappe
lijke fondsen nodig heeft. De melkproducenten moeten
nu rechtstreeks bijdragen in de afzetkosten en krijgen
een vrij vérgaande mate van inspraak in het gebruik
van gelden.
Indien zij er in slagen de voorraden te verminderen en
zo de marktomstandigheden te verbeteren dan zou de
marktprijs weer los kunnen komen van het barre mini
mum waarop de prijs nu is gedrukt. De mogelijkheid is
aanwezig, maar niet gegarandeerd, dat de veehouders
op deze wijze de kosten van de heffing er weer uit ha
len.
Kwaliteit
In de Memorie van Toelichting op de begroting van
landbouw en nog meer in de begeleidende persberich
ten, wordt veel aandacht besteed aan wat genoemd
wordt 'kwaliteitsbeleid'. Dit kan gezien worden in ver
band met het streven om door overheidsmaatregelen
er voor te zorgen dat de consument waar voor zijn geld
krijgt. De belangstelling van de consument, georgani
seerd in verschillende verenigingen, voor het voedings
middelenpakket neemt toe. Dit is bijvoorbeeld geble
ken uit de verhoogde activiteit van de georganiseerde
Europese consumenten bij de vaststelling van de land
bouwprijzen in het begin van dit jaar. Tijdens de kabi
netsformatie is in het kader van de sociaal-economi
sche afspraken nog eens onderstreept dat er een con
sumentenbeleid moet worden gevoerd waaraan nog
het nieuwere begrip consumptiebeleid is toegevoegd.
In de jaarlijkse bijeenkomst van de CEA, waarin de
landbouworganisaties en coöperaties van zeventien
Westeuropese landen elkaar treffen, is de relatie tussen
landbouwproducent en consument een van de belang
rijkste onderwerpen. In een voorbereidend rapport
noemt de secretaris van een van de Franse consumen
tenorganisaties, de heer P. Marleix, enkele verwachtin
gen welke de consument van de landbouwproduktie
meent te kunnen hebben.
Als eerste noemt hij een regelmatige voorziening,
waarbij overschotten niet te vermijden zullen zijn. Maar